Hier kun je zien welke berichten Slowgaze als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.
Mahalia Barnes & The Soul Mates featuring Joe Bonamassa - Ooh Yea! The Betty Davis Songbook (2015)

2,0
0
geplaatst: 20 november 2015, 22:08 uur
In de categorie 'één keer gedraaid, en dat is wel genoeg geweest': ik verwachtte een goede soulplaat, al was ik huiverig wegens de prominente vermelding van Jos Bonanza op de hoes, maar ik krijg hier een flauwe hutspot voorgeschoteld, met bluesrock als voornaamste ingrediënt, en dan het soort bluesrock met de nadruk op rock, en waarin het beetje blues op bijna homeopatische wijze aanwezig is: het schijnt er te zijn, maar je merkt het niet door al dat vervelende gitaargepiel en -gescheur, jeetje zeg, zodra ik zo oud ben dat ik dat leuk begin te vinden mag je me een spuitje geven; en als ander ingrediënt een beetje soul, goede orgelpartijen wel trouwens, maar ook die Mahalia Barnes, daar krijg ik me de zenuwen van: als ze niet zit te schreeuwen of krijsen klinkt ze precies aan zo'n The Voice-deelneemster of zo'n gastzangeres op de eerste Sven Hammond Soul-plaat (die ook niets met soul te maken had, de instrumentale nummers waren goed, maar de vocale nummers waren echt belabberd door de waardeloze zangpartijen, waarna ik ander werk van Sven Hammond links heb laten liggen) die technisch wel sterk kan zingen, maar denkt dat met gevoel zingen hetzelfde is als heel geforceerd moeilijk te zingen alsof er een drol vastzit, en mede daardoor (en die vervelende bluesrocksaus) wordt dit album een heel lange zit, een uur was echt te lang, dus om een lang verhaal kort te maken: toen ik de promo van deze cd zag liggen was ik aan het twijfelen of ik 'm mee zou nemen of niet, en toen ik 'm draaide dacht ik (of zoals ik zei tegen mijn vriend Henk, want ik ben altijd aan het praten, Henk, zei ik, dat is trouwens z'n naam niet, de duisternis omringt ons, wat kunnen we daartegen doen en of anders zullen we een godvergeten grote kar kopen, rijdt! zei hij, en kijk in Christusnaam uit waar je naartoe gaat): waarom heb ik deze eigenlijk meegenomen?
Marc Almond with Michael Cashmore - Gabriel & the Lunatic Lover (2008)

3,5
0
geplaatst: 16 november 2010, 19:39 uur
Alleraardigste EP. Als achtergrondmuziek is er niet gek veel aan, maar met koptelefoon op is het zeker onderhoudend. Vrij minimaal en Middeleeuws aandoende instrumentaties omlijsten Almonds stem, die bij de juiste aandacht diezelfde aandacht ook vast weet te houden. Af en toe gooit hij er een mooie, dramatische vibrato tussendoor, die nergens geforceerd of (krokodillen)tranentrekkend overkomt.
Over de teksten kan ik kort zijn, de gedichten van dhr. Stenbock zijn typische (Zwart) Romantische gedicht, inclusief wat gedateerd aankomende aanspreekvormen. Ze bevatten soms wat fijne vondsten, maar op basis van deze twee gedichten lijkt Stenbock mij niet bepaald de origineelste poëet, hij leunde zo te zien nogal op Baudelaire en Blake. Maar dat terzijde, Marc zingt het allemaal erg mooi en dan klaag ik niet.
Zo, vier sterren voor dit fijne plaatje en dan ga ik nu diëten, zodat ik net zo dun kan worden als Marc op de overigens best mooie hoes.
Over de teksten kan ik kort zijn, de gedichten van dhr. Stenbock zijn typische (Zwart) Romantische gedicht, inclusief wat gedateerd aankomende aanspreekvormen. Ze bevatten soms wat fijne vondsten, maar op basis van deze twee gedichten lijkt Stenbock mij niet bepaald de origineelste poëet, hij leunde zo te zien nogal op Baudelaire en Blake. Maar dat terzijde, Marc zingt het allemaal erg mooi en dan klaag ik niet.
Zo, vier sterren voor dit fijne plaatje en dan ga ik nu diëten, zodat ik net zo dun kan worden als Marc op de overigens best mooie hoes.
Marike Jager - Celia Trigger (2008)

4,0
0
geplaatst: 1 juni 2011, 22:04 uur
Mijn allereerste kennismaking met Marike Jager was via de mp3-speler van degene die naast me zat met wiskunde. Zij was een stil, wat onopvallend maar wel aardig meisje en hetzelfde dacht ik over Marike, nou ja, over Marike dacht ik dat ze wel een beetje saai was. En de pianoliedjes die ik hoorde waren dat ook wel, wel aardig, maar niet heel bijzonder. Totdat "The Leaves" langskwam, want toen had Marike me te pakken.
Het langzaam opgebouwde, mooi gearrangeerde en best meeslepende liedje komt van dit album, "Celia Trigger", waar ik toen doorheen scrolde. En net zoals dat meisje naast me bij wiskunde loonde het ook bij Marike om haar eens te leren kennen. Dan blijkt het dat dit album net ergens tussen het jazzy, kalme debuut en het wat bluesier, uitgesprokenere "Here Comes the Night" ligt. Het vervormde "Runner at the Gate" en de pakkende albumopener "Celia Trigger" hebben net wat meer een bluesgevoel in zich dan eerst het geval was.
Daarnaast zijn er meer toetsengerichte liedjes, zoals het eerdergenoemde "The Leaves" en het ook erg geslaagde "She Only Knows". Omdat het toch wel een overgangsalbum is geworden (maar wel een heel mooie, dat zeker) is alles nog aangevuld met jaren 60-pop (het veel te bekend klinkende "Honey, Honey", waar is dat toch van geleend?) en het wat extravertere "Radio" dat zowel een verleidingspoging als zelfpromotie; ach, 't is allemaal aandacht vragen en terecht.
Eigenlijk zijn alle drie albums van Marike wat inconstistent, maar met elk album levert ze een klein handjevol vreselijk sterke nummers. Op dit album zijn dat ook het met prachtige tekst gezegende "Bucket Full of Ice", "The Leaves", "She Only Knows" en het titelnummer. Zo bouwt Marike een uitermate respectabel oeuvre op. Hou haar dus zeker in de gaten.
Het langzaam opgebouwde, mooi gearrangeerde en best meeslepende liedje komt van dit album, "Celia Trigger", waar ik toen doorheen scrolde. En net zoals dat meisje naast me bij wiskunde loonde het ook bij Marike om haar eens te leren kennen. Dan blijkt het dat dit album net ergens tussen het jazzy, kalme debuut en het wat bluesier, uitgesprokenere "Here Comes the Night" ligt. Het vervormde "Runner at the Gate" en de pakkende albumopener "Celia Trigger" hebben net wat meer een bluesgevoel in zich dan eerst het geval was.
Daarnaast zijn er meer toetsengerichte liedjes, zoals het eerdergenoemde "The Leaves" en het ook erg geslaagde "She Only Knows". Omdat het toch wel een overgangsalbum is geworden (maar wel een heel mooie, dat zeker) is alles nog aangevuld met jaren 60-pop (het veel te bekend klinkende "Honey, Honey", waar is dat toch van geleend?) en het wat extravertere "Radio" dat zowel een verleidingspoging als zelfpromotie; ach, 't is allemaal aandacht vragen en terecht.
Eigenlijk zijn alle drie albums van Marike wat inconstistent, maar met elk album levert ze een klein handjevol vreselijk sterke nummers. Op dit album zijn dat ook het met prachtige tekst gezegende "Bucket Full of Ice", "The Leaves", "She Only Knows" en het titelnummer. Zo bouwt Marike een uitermate respectabel oeuvre op. Hou haar dus zeker in de gaten.
Marike Jager - Here Comes the Night (2011)

4,0
0
geplaatst: 1 mei 2011, 20:37 uur
Marike Jager is zo'n fijne ontdekking die mede mogelijk werd gemaakt door een gratis concert. En wat een fijne ontdekking hoor: "Here Comes the Night" is een erg prettige plaat met folk, meer up-tempo liedjes en Waitsiaanse invloeden.
Want Tom Waits, die naam gaat natuurlijk vallen: producer/mixer Tchad Blake, die tijdens het opnameproces achter de knoppen zat, heeft ook met Waits gewerkt. In de opener, een soort zeemansliedje, horen we de invloed van de man met de aangevreten stem terug. Maar soit, is het "ik ga naar Amerika en werk met een bekende producer"-gegeven niet vaak een marketing-trucje? Maakt het voor Cords echt uit dat Stef Albino op het opnameknopje drukte? Of klonken de Heideroosjes ook echt beter toen ze met iemand gingen werken die ook The Dillinger Escape Plan gingen doen?
Hier werkt het echter wel: Blake is iemand die graag met geluid speelt. Marike's stem wordt soms lichtelijk door de distortion/fuzz gehaald, zoals in "Don't Erase Me", dat samen met "Faster" tot de minste composities van het album hoort, hoewel ze beiden toch nog best aardig zijn. In "Rusty" gaat er ook een flinke fuzz over het stampende refrein heen, wat toch wel een memorabel albumhoogtepunt oplevert. Het spookachtige "Covered" verdient ook nog een vermelding, waarin we weer wat van Waits terughoren.
Andere sterke nummers zijn het up-tempo pianoliedje "Break the Law" met een ronduit besmettelijk refrein. Marike blijkt in staat te zijn tot iets waar veel singer-songwriters toch niet bepaald goed in zijn: leuke popliedjes met kop en staart schrijven. Ook "Listen to Your Baby" blijft met zijn fijne refrein in je hoofd hangen en is wat mij betreft het mooiste liedje van het album.
Dan valt het eigenlijk op dat dit album niet zo folkgericht is: eigenlijk zijn alleen het tedere "Keep Me Warm", "Back Home" en in wat mindere mate "Listen to Your Baby" vallen echt in deze categorie. Dat maakt niet uit, want Marike kijkt net wat verder en dat levert een mooi, bij vlagen erg teder album op. Die klassieker van haar, die komt er absoluut nog wel en dit is alvast een mooie stap in die richting.
Want Tom Waits, die naam gaat natuurlijk vallen: producer/mixer Tchad Blake, die tijdens het opnameproces achter de knoppen zat, heeft ook met Waits gewerkt. In de opener, een soort zeemansliedje, horen we de invloed van de man met de aangevreten stem terug. Maar soit, is het "ik ga naar Amerika en werk met een bekende producer"-gegeven niet vaak een marketing-trucje? Maakt het voor Cords echt uit dat Stef Albino op het opnameknopje drukte? Of klonken de Heideroosjes ook echt beter toen ze met iemand gingen werken die ook The Dillinger Escape Plan gingen doen?
Hier werkt het echter wel: Blake is iemand die graag met geluid speelt. Marike's stem wordt soms lichtelijk door de distortion/fuzz gehaald, zoals in "Don't Erase Me", dat samen met "Faster" tot de minste composities van het album hoort, hoewel ze beiden toch nog best aardig zijn. In "Rusty" gaat er ook een flinke fuzz over het stampende refrein heen, wat toch wel een memorabel albumhoogtepunt oplevert. Het spookachtige "Covered" verdient ook nog een vermelding, waarin we weer wat van Waits terughoren.
Andere sterke nummers zijn het up-tempo pianoliedje "Break the Law" met een ronduit besmettelijk refrein. Marike blijkt in staat te zijn tot iets waar veel singer-songwriters toch niet bepaald goed in zijn: leuke popliedjes met kop en staart schrijven. Ook "Listen to Your Baby" blijft met zijn fijne refrein in je hoofd hangen en is wat mij betreft het mooiste liedje van het album.
Dan valt het eigenlijk op dat dit album niet zo folkgericht is: eigenlijk zijn alleen het tedere "Keep Me Warm", "Back Home" en in wat mindere mate "Listen to Your Baby" vallen echt in deze categorie. Dat maakt niet uit, want Marike kijkt net wat verder en dat levert een mooi, bij vlagen erg teder album op. Die klassieker van haar, die komt er absoluut nog wel en dit is alvast een mooie stap in die richting.
Marike Jager - The Beauty Around (2006)

4,0
0
geplaatst: 28 mei 2011, 14:08 uur
Soms wou ik dat ik bij sommige artiesten gewoon het debuut had ontdekt om ze vanaf dat album te kunnen volgen. Bij Marike Jager is dit ook het geval, want toen ik na haar mooie album "Here Comes the Night" de zogeheten back catalogue ben gaat verkennen, kwam ik natuurlijk ook uit bij deze eersteling.
Daar ligt dan ook het mankement van deze plaat: het is vooral een cd waarvan ik bij uitkomen enthousiaster had kunnen zijn, omdat Marike's andere albums, "Celia Trigger" en "Here Comes the Night" gewoon een stuk sterker zijn. Toch is dit ook een charmant plaatje, met een paar erg sterke nummers, zoals het speelse "Hide & Seek", dat in twee uitvoeringen langskomt. Het is een liedje dat neigt naar cabaret uit de jaren '30, met een prettige tekst (met Cypress Hill-citaatje). Zo is Marike op haar best: licht jazzy en met een goede tekst bij het nummer.
Hier scheelt het wat aan, want tekstueel is het niet altijd even sterk. Ze gaat van erg mooi naar wat flauw en cliché, niet zelden in hetzelfde nummer. Ook zijn de liedjes niet altijd even goed, puur muzikaal gezien dan, maar het instrumentarium is wel een gouden greep. De prominente toetsenbijdrages (o.a. Fender Rhodes, altijd heerlijk) van Henk Jan Heuvelink doen de liedjes veel goeds, hoewel de schoone deerne in kwestie zelf ook niet onverdienstelijk harmonium en piano speelt, al concentreert ze zich vooral op de gitaar. De liedjes krijgen zo ook een jazzy sausje mee, maar dan ook met enige instrumentale diepte en niet zozeer het jazz-geluid faken.
"Space", "Peculiar", het al eerder genoemde "Hide & Seek", dat zijn nou voorbeelden van echte klassenummers die alvast een voorschaduw werpen op de twee mooie platen die Marike hierna zou maken. Toch is het debuut ook geheel niet verkeerd, sterker nog: uiteenlopende dames als Anou, Laura Jansen, Ilse DeLange, Jacqueline Govaert en Caro Emerald kunnen hier nog genoeg van leren.
Daar ligt dan ook het mankement van deze plaat: het is vooral een cd waarvan ik bij uitkomen enthousiaster had kunnen zijn, omdat Marike's andere albums, "Celia Trigger" en "Here Comes the Night" gewoon een stuk sterker zijn. Toch is dit ook een charmant plaatje, met een paar erg sterke nummers, zoals het speelse "Hide & Seek", dat in twee uitvoeringen langskomt. Het is een liedje dat neigt naar cabaret uit de jaren '30, met een prettige tekst (met Cypress Hill-citaatje). Zo is Marike op haar best: licht jazzy en met een goede tekst bij het nummer.
Hier scheelt het wat aan, want tekstueel is het niet altijd even sterk. Ze gaat van erg mooi naar wat flauw en cliché, niet zelden in hetzelfde nummer. Ook zijn de liedjes niet altijd even goed, puur muzikaal gezien dan, maar het instrumentarium is wel een gouden greep. De prominente toetsenbijdrages (o.a. Fender Rhodes, altijd heerlijk) van Henk Jan Heuvelink doen de liedjes veel goeds, hoewel de schoone deerne in kwestie zelf ook niet onverdienstelijk harmonium en piano speelt, al concentreert ze zich vooral op de gitaar. De liedjes krijgen zo ook een jazzy sausje mee, maar dan ook met enige instrumentale diepte en niet zozeer het jazz-geluid faken.
"Space", "Peculiar", het al eerder genoemde "Hide & Seek", dat zijn nou voorbeelden van echte klassenummers die alvast een voorschaduw werpen op de twee mooie platen die Marike hierna zou maken. Toch is het debuut ook geheel niet verkeerd, sterker nog: uiteenlopende dames als Anou, Laura Jansen, Ilse DeLange, Jacqueline Govaert en Caro Emerald kunnen hier nog genoeg van leren.
Mary Gauthier - Mercy Now (2005)

4,0
0
geplaatst: 26 augustus 2011, 12:19 uur
Volgens Kevin Shields, gitarist extrêmement van My Bloody Valentine, vond hij de Velvet Underground-plaat met Nico erg interessant omdat het adjectief vrouwelijk voor hem niet per se gelijk staat aan teder, liefelijk en al dat soort dingen, maar vrouwelijkheid associeert hij net zo goed met extreem en compromisloos; oftewel, de bitch in de vrouw, om het zo maar te zeggen.
Zo iemand is Mary Gauthier deels wel en deels niet. Ze heeft een bijna romanachtig leven achter haar rug, vol gevangenissen, afkickcentra, opvangtehuizen en verslavingen aan drugs en drank. Pas op haar 35e schreef ze haar eerste liedje. Nu moet ik zeggen dat “Mercy Now” de enige Gauthier-plaat is die ik ken, maar deze rijping heeft haar muziek zeker goed gedaan. Niet weer zo’n jong van net twintig dat denkt dat ie de verloren kruising tussen Charles Bukowski, Jack Kerouac en Woody Guthrie is, maar een vrouw met doorleefde, emotionerende nummers. Ze lijkt aanvankelijk wat onderkoeld te zingen omdat ze zich niet laat verleiden tot allerlei buitenissige uithalen, maar het blijkt dat ze een stem heeft waar heel, heel veel emotie in zit.
Om dus terug te komen op Kevin Shields: hij zal beide kanten van de vrouw in Gauthier herkennen. Via vrij kale teksten, zonder flauwe clichés of vergezochte beeldspraak als onnodige tierelantijnen, maar desondanks van een bijzondere poëtische kracht, schetst ze een beeld van de zelfkant van Amerika. Het ultieme alcoholistenlied “I Drink” is hier een goed voorbeeld van: vissen zwemmen, vogels vliegen, papa’s schreeuwen en mama’s huilen, oude mannen denken na en ik drink.
Toch is er veel plek voor tederheid in haar teksten: in het titelnummer lijkt ze te bidden voor een beetje genade voor haar familie en het handjevol verloren liefdesliedjes zijn vormgegeven met simpele, direct herkenbare beelden als een jaar dat een druppel in een emmer is, als je iemand bent verloren van wie je hield. Ondersteund door prettig slidewerk, snijdende mondharmonica’s, banjo’s en orgeltjes is dit een erg mooie, soms wat Southern Gothic-aandoende countryplaat.
Zo iemand is Mary Gauthier deels wel en deels niet. Ze heeft een bijna romanachtig leven achter haar rug, vol gevangenissen, afkickcentra, opvangtehuizen en verslavingen aan drugs en drank. Pas op haar 35e schreef ze haar eerste liedje. Nu moet ik zeggen dat “Mercy Now” de enige Gauthier-plaat is die ik ken, maar deze rijping heeft haar muziek zeker goed gedaan. Niet weer zo’n jong van net twintig dat denkt dat ie de verloren kruising tussen Charles Bukowski, Jack Kerouac en Woody Guthrie is, maar een vrouw met doorleefde, emotionerende nummers. Ze lijkt aanvankelijk wat onderkoeld te zingen omdat ze zich niet laat verleiden tot allerlei buitenissige uithalen, maar het blijkt dat ze een stem heeft waar heel, heel veel emotie in zit.
Om dus terug te komen op Kevin Shields: hij zal beide kanten van de vrouw in Gauthier herkennen. Via vrij kale teksten, zonder flauwe clichés of vergezochte beeldspraak als onnodige tierelantijnen, maar desondanks van een bijzondere poëtische kracht, schetst ze een beeld van de zelfkant van Amerika. Het ultieme alcoholistenlied “I Drink” is hier een goed voorbeeld van: vissen zwemmen, vogels vliegen, papa’s schreeuwen en mama’s huilen, oude mannen denken na en ik drink.
Toch is er veel plek voor tederheid in haar teksten: in het titelnummer lijkt ze te bidden voor een beetje genade voor haar familie en het handjevol verloren liefdesliedjes zijn vormgegeven met simpele, direct herkenbare beelden als een jaar dat een druppel in een emmer is, als je iemand bent verloren van wie je hield. Ondersteund door prettig slidewerk, snijdende mondharmonica’s, banjo’s en orgeltjes is dit een erg mooie, soms wat Southern Gothic-aandoende countryplaat.
Mevrouw Tamara - Ik Ben Spiritus (2012)

4,0
0
geplaatst: 20 mei 2012, 16:29 uur
Diegenen die bij Eefje’s debuut ‘Roosbeef! Roosbeef!’ riepen, zullen bij het beluisteren van Ik ben Spiritus wel ‘Eefje de Visser! Eefje de Visser!’ gaan roepen, maar dat gaat altijd zo. Toch snijdt de vergelijking Eefje-Mevrouw Tamara meer houdt dan Roosbeef-Eefje; het komt voornamelijk door Tamara’s stem. Ik ben Spiritus is echter meer lo-fi en wat rauwer dan De Koek.
De liedjes zijn dromerig en soms bijna schetsmatig, ware het niet dat die skeletten van liedjes volgehangen worden met opvallende andere geluiden en geluidjes. In het ironisch genoeg ‘Verdoofd’ getitelde liedje is Mevrouw Tamara opvallend extravert. Het rammelt bijna als een indiepopliedje, maar verandert in een bescheiden draaikolk van geluid.
Ook de teksten zijn redelijk minimalistisch, maar daarom zo opvallend. Elke tekst is opgebouwd uit gewone woorden, gewoon taalgebruik, maar ik krijg vaak het gevoel dat ik net een stukje van de foto mis, waardoor ze ergens prikkelend abstract aandoen. Vooral ‘Yvette’ heeft een intrigerende tekst.
Ik ben Spiritus is een geslaagd minialbum geworden, maar daar zit eigenlijk het pijnpunt. De kleine zeventien minuten doet naar meer verlangen, naar minstens nog een kwartier erbij. Deze vriendelijke, bescheiden gekte belooft in elk geval heel wat voor een full-length. Tot die tijd zal het veel Ik ben Spiritus draaien worden, want dat verdient Mevrouw Tamara.
De liedjes zijn dromerig en soms bijna schetsmatig, ware het niet dat die skeletten van liedjes volgehangen worden met opvallende andere geluiden en geluidjes. In het ironisch genoeg ‘Verdoofd’ getitelde liedje is Mevrouw Tamara opvallend extravert. Het rammelt bijna als een indiepopliedje, maar verandert in een bescheiden draaikolk van geluid.
Ook de teksten zijn redelijk minimalistisch, maar daarom zo opvallend. Elke tekst is opgebouwd uit gewone woorden, gewoon taalgebruik, maar ik krijg vaak het gevoel dat ik net een stukje van de foto mis, waardoor ze ergens prikkelend abstract aandoen. Vooral ‘Yvette’ heeft een intrigerende tekst.
Ik ben Spiritus is een geslaagd minialbum geworden, maar daar zit eigenlijk het pijnpunt. De kleine zeventien minuten doet naar meer verlangen, naar minstens nog een kwartier erbij. Deze vriendelijke, bescheiden gekte belooft in elk geval heel wat voor een full-length. Tot die tijd zal het veel Ik ben Spiritus draaien worden, want dat verdient Mevrouw Tamara.
Mineral Beings - Mineral Beings (2012)

3,5
0
geplaatst: 16 juni 2012, 19:49 uur
Het titelloze debuutalbum van Mineral Beings kent heel wat minpuntjes. Zo lijken alle nummers behoorlijk op elkaar, zet zangeres Merinde nogal een stemmetje op eigenlijk en heb ik eigenlijk al geen idee meer hoe de nummers gaan als het album afgelopen is. En toch is het toffe muziek. Het helpt mee dat het nog geen vijfendertig minuten in beslag neemt en gewoon gratis te downloaden is. Daarnaast heeft Merinde's zang toch wel wat; het is wat Kate Bush-achtig, maar dan eerder uit technische beperking qua zang dan echt goed kunnen zingen. De liedjes krijgen ook een wat viezig brommende bas mee en dat is ook erg prettig. Daarnaast is het allemaal best meeslepend, ondanks echte opbouw in de liedjes. Zeker geen verkeerde electropopplaat dus en ook live absoluut niet onprettig.
Minus the Tiger - Minus the Tiger (2012)
Alternatieve titel: Debut Album by Minus the Tiger

3,5
0
geplaatst: 12 september 2012, 16:45 uur
De jaren tachtig zijn ook al goed twee decennia helemaal terug. Ook Minus the Tiger lijkt de vroege synthesizerpop als voorbeeld genomen te hebben, maar knipoogt volop naar modernere revivalisten, om maar een lelijk woord te gebruiken. Zo wordt het genre van hipsterverantwoorde electropop natuurlijk nooit echt een stap verder gebracht, maar dit debuut is prettig geworden.
Toegegeven, het wordt nergens zo retro als bijvoorbeeld Mineral Beings, waar Minus the Tiger ook geregeld samen mee heeft gespeeld, maar echt frisse impulsen ontbreken ook. Soit, in het lang uitgesponnen ‘Where Did You Go’ kletteren de gitaargeluiden heel prettig, maar daar tegenover staat het weliswaar heerlijk panoramisch klinkende, maar wel heel erg aan Kate Bush-schatplichtige ‘Hunted’. In andere nummers klinkt dan weer de tweede plaat (nee, niet Ornaments van Moss door, maar dan met synthesizers i.p.v. gitaren.
Het is uiteindelijk gewoon een prima werkje, al steekt het ergens een beetje dat hier 10 euro voor de download, 15 voor een fysiek exemplaar, neergelegd moet worden. Manlief van zangeres Anne Broekman is namelijk Maarten Besseling, bekend van het In a Cabin With-project. Dit album had mooi in die serie gepast; gratis downloads, fysieke exemplaren voor weinig geld. Verder is het een prima plaat, maar komt alleen de prijs-kwaliteitverhouding wat scheef over.
Toegegeven, het wordt nergens zo retro als bijvoorbeeld Mineral Beings, waar Minus the Tiger ook geregeld samen mee heeft gespeeld, maar echt frisse impulsen ontbreken ook. Soit, in het lang uitgesponnen ‘Where Did You Go’ kletteren de gitaargeluiden heel prettig, maar daar tegenover staat het weliswaar heerlijk panoramisch klinkende, maar wel heel erg aan Kate Bush-schatplichtige ‘Hunted’. In andere nummers klinkt dan weer de tweede plaat (nee, niet Ornaments van Moss door, maar dan met synthesizers i.p.v. gitaren.
Het is uiteindelijk gewoon een prima werkje, al steekt het ergens een beetje dat hier 10 euro voor de download, 15 voor een fysiek exemplaar, neergelegd moet worden. Manlief van zangeres Anne Broekman is namelijk Maarten Besseling, bekend van het In a Cabin With-project. Dit album had mooi in die serie gepast; gratis downloads, fysieke exemplaren voor weinig geld. Verder is het een prima plaat, maar komt alleen de prijs-kwaliteitverhouding wat scheef over.
Miss Montreal - I Am Hunter (2012)

2,0
0
geplaatst: 16 mei 2012, 18:05 uur
Toffe plaat hè, 21 van Adele. Sanne Hans moet dit ook gedacht hebben, want in 'Trapped Inside a Heart' moet ook gebeunhaasd worden met flink aangezette drums en in afsluiter 'So Cold' wordt zelfs de melodielijn van 'Rumour Has It' nagedaan. Het zijn 'vernieuwingen' die Miss Montreal wat verder van Krezip af doen dwalen.
Maar om nou te zeggen dat de muziek iets omgooien nou een aanzienlijk beter eindresultaat oplevert dan die obligate poprock van de vorige twee albums, nee. Het zijn nog steeds de zielloze, slappe liedjes, maar dan in een ander jasje. Onderwijl is het tekstueel nog steeds inspiratieloos en clichématig; toen Sanne in een interview aangaf dat de teksten gewoon begonnen te stromen nadat haar relatie uit was gegaan, vertrouwde ik het al niet meer. En dat slechte voorgevoel is ook waargemaakt; als er al een metafoor wordt gebruikt, is die bijna net zo uitgekauwd als de methode gewoon maar roepen wat je voelt.
Het levert weer een dertien-in-een-dozijnplaatje op. Ga er dan ook alsjeblieft niet over doen alsof het heel diepzinnig en bijzonder knap in elkaar steekt, relationele problemen vanuit meer perspectieven dan Bracques uitgelicht worden en dit echt iets voorstelt. Pretentieloos valt nog wel te slikken zolang er inderdaad geen pretenties aan gehangen worden, maar van dat laatste heeft dit ceedeetje nog wel geregeld last.
Maar om nou te zeggen dat de muziek iets omgooien nou een aanzienlijk beter eindresultaat oplevert dan die obligate poprock van de vorige twee albums, nee. Het zijn nog steeds de zielloze, slappe liedjes, maar dan in een ander jasje. Onderwijl is het tekstueel nog steeds inspiratieloos en clichématig; toen Sanne in een interview aangaf dat de teksten gewoon begonnen te stromen nadat haar relatie uit was gegaan, vertrouwde ik het al niet meer. En dat slechte voorgevoel is ook waargemaakt; als er al een metafoor wordt gebruikt, is die bijna net zo uitgekauwd als de methode gewoon maar roepen wat je voelt.
Het levert weer een dertien-in-een-dozijnplaatje op. Ga er dan ook alsjeblieft niet over doen alsof het heel diepzinnig en bijzonder knap in elkaar steekt, relationele problemen vanuit meer perspectieven dan Bracques uitgelicht worden en dit echt iets voorstelt. Pretentieloos valt nog wel te slikken zolang er inderdaad geen pretenties aan gehangen worden, maar van dat laatste heeft dit ceedeetje nog wel geregeld last.
Mogwai - The Bad Fire (2025)

4,0
5
geplaatst: 7 februari, 10:58 uur
Lang geleden, toen ik voor mijn muzikale ontwikkeling voor een groot deel aangewezen was op MTV2, vond ik het altijd het fijnst als mijn ouders ‘s avonds bij anderen op bezoek gingen en ik de afstandsbediening dus zo’n beetje de hele avond had, zag ik ‘Hunted by a Freak’ langskomen van Mogwai. Als ik het me goed herinner, had ik nog nooit zoiets gehoord en ik kon het ook bijna niet bevatten, zoals ik al eerder geheel onverwacht met ‘You Made Me Realise’ geconfronteerd werd en ook niet goed wist wat ik daarmee moest doen.
Achteraf klinkt het redelijk arbitrair, maar My Bloody Valentine ben ik behoorlijk gaan uitpluizen; van Mogwai ben ik eigenlijk niet verder gekomen dan ‘Travel is Dangerous’ (wederom, dank MTV2!) en de promo van de fraaie Les Revenants-soundtrack die bleef liggen op de redactie van een culturele website waar ik ooit voor schreef. Doordat YouTube me toevallig ‘Fanzine Made of Flesh’ aanraadde – een heel fraaie combinatie van vocoder-synthpop en shoegazing – en ik daar behoorlijk goed op ging, besloot ik The Bad Fire een kans te geven. Vreemd genoeg geeft dat album me een heel vertrouwd gevoel, zelfs met mijn heel beperkte Mogwai-voorkennis. Sterker nog, ik merk dat ik soms denk: ‘Dit heb ik eerder gehoord.’
Dan zijn het vooral nummers als ‘Pale Vegan Hip Pain’ en ‘If You Find This World Bad, You Should See Some of the Others’. Dat is gewoon post-rock, of specifiek het soort dat online ook wel ‘crescendo-core’ wordt genoemd, volgens het boekje. Dat is toch het conservatievere soort post-rock dat me net wat te conservatief is; waarin de nadruk te veel op de rock ligt. ‘Hi Chaos’ is echt een fijn nummer, maar het is ook wel overduidelijk luchtgitaarmuziek voor mensen die AC/DC – terecht – niet intellectueel uitdagend genoeg vinden.
Het gekke is: ik heb niet eens zo heel veel van dat soort post-rock gehoord; qua hele releases waarschijnlijk hoogstens de EP van BillyConnected en dat was bepaald geen pionier. Deftones heeft zulke trekjes wel op Saturday Night Wrist, een album waar ik regelmatig aan moest denken. Met wat meer delay en climaxen had zelfs het ingetogen Les Revenants waarschijnlijk als veel nummers op The Bad Fire geklonken. Ride hoor ik erg ook wel in; in de heerlijke opener ‘God Gets You Back’ bijvoorbeeld, die me vaagjes wat deed denken aan ‘Lannoy Point’. Mogwai klinkt op die momenten wél behoorlijk vooruitstrevend, al blijven er ook dan duidelijke referenties en invloeden. (Wat ik achteraf zo ondoordringbaar vond aan ‘Hunted by a Freak’, was waarschijnlijk die vervormde zang. Die keert hier terug.)
Zelf vergeleek Mogwai ‘God Gets You Back’ met zowel My Bloody Valentine en Daft Punk, en vooral die eerste hoor je best veel terug op The Bad Fire. Eerder noemde ik ‘18 Volcanoes’ hier al als vervolg op ‘Sometimes’. Voor mijn gevoel is Slowdive nu een veel belangrijke inspiratiebron voor hedendaagse shoegazing-bands dan My Bloody Valentine en daarom is het ook zo fijn om het geluid van Loveless op een wat elektronischere manier terug te horen bij Mogwai.
Het zijn de synthesizer-en-vocoder- en shoegazing-achtigere nummers die me het best bevallen en waardoor ik de score naar boven afrond. Dan wil ik ook zeker nog ‘What’s This Mix’ noemen, dat aanvankelijk typische, conservatievere post-rock lijkt, maar waarvan je al snel doorkrijgt dat juist de synths hier de leiding nemen. Samen met die overstuurd klinkende drumcomputer die later binnenvalt (beetje Portishead - ‘Machine Gun’, maar dan anders), is dat een goed bewijs dat Mogwai weliswaar direct vertrouwd klinkt, maar ook zelfs dan nog weet te verrassen.
Achteraf klinkt het redelijk arbitrair, maar My Bloody Valentine ben ik behoorlijk gaan uitpluizen; van Mogwai ben ik eigenlijk niet verder gekomen dan ‘Travel is Dangerous’ (wederom, dank MTV2!) en de promo van de fraaie Les Revenants-soundtrack die bleef liggen op de redactie van een culturele website waar ik ooit voor schreef. Doordat YouTube me toevallig ‘Fanzine Made of Flesh’ aanraadde – een heel fraaie combinatie van vocoder-synthpop en shoegazing – en ik daar behoorlijk goed op ging, besloot ik The Bad Fire een kans te geven. Vreemd genoeg geeft dat album me een heel vertrouwd gevoel, zelfs met mijn heel beperkte Mogwai-voorkennis. Sterker nog, ik merk dat ik soms denk: ‘Dit heb ik eerder gehoord.’
Dan zijn het vooral nummers als ‘Pale Vegan Hip Pain’ en ‘If You Find This World Bad, You Should See Some of the Others’. Dat is gewoon post-rock, of specifiek het soort dat online ook wel ‘crescendo-core’ wordt genoemd, volgens het boekje. Dat is toch het conservatievere soort post-rock dat me net wat te conservatief is; waarin de nadruk te veel op de rock ligt. ‘Hi Chaos’ is echt een fijn nummer, maar het is ook wel overduidelijk luchtgitaarmuziek voor mensen die AC/DC – terecht – niet intellectueel uitdagend genoeg vinden.
Het gekke is: ik heb niet eens zo heel veel van dat soort post-rock gehoord; qua hele releases waarschijnlijk hoogstens de EP van BillyConnected en dat was bepaald geen pionier. Deftones heeft zulke trekjes wel op Saturday Night Wrist, een album waar ik regelmatig aan moest denken. Met wat meer delay en climaxen had zelfs het ingetogen Les Revenants waarschijnlijk als veel nummers op The Bad Fire geklonken. Ride hoor ik erg ook wel in; in de heerlijke opener ‘God Gets You Back’ bijvoorbeeld, die me vaagjes wat deed denken aan ‘Lannoy Point’. Mogwai klinkt op die momenten wél behoorlijk vooruitstrevend, al blijven er ook dan duidelijke referenties en invloeden. (Wat ik achteraf zo ondoordringbaar vond aan ‘Hunted by a Freak’, was waarschijnlijk die vervormde zang. Die keert hier terug.)
Zelf vergeleek Mogwai ‘God Gets You Back’ met zowel My Bloody Valentine en Daft Punk, en vooral die eerste hoor je best veel terug op The Bad Fire. Eerder noemde ik ‘18 Volcanoes’ hier al als vervolg op ‘Sometimes’. Voor mijn gevoel is Slowdive nu een veel belangrijke inspiratiebron voor hedendaagse shoegazing-bands dan My Bloody Valentine en daarom is het ook zo fijn om het geluid van Loveless op een wat elektronischere manier terug te horen bij Mogwai.
Het zijn de synthesizer-en-vocoder- en shoegazing-achtigere nummers die me het best bevallen en waardoor ik de score naar boven afrond. Dan wil ik ook zeker nog ‘What’s This Mix’ noemen, dat aanvankelijk typische, conservatievere post-rock lijkt, maar waarvan je al snel doorkrijgt dat juist de synths hier de leiding nemen. Samen met die overstuurd klinkende drumcomputer die later binnenvalt (beetje Portishead - ‘Machine Gun’, maar dan anders), is dat een goed bewijs dat Mogwai weliswaar direct vertrouwd klinkt, maar ook zelfs dan nog weet te verrassen.
Moss - Never Be Scared / Don't Be a Hero (2009)

4,0
0
geplaatst: 3 juni 2012, 23:27 uur
Eigenlijk zou ik Moss moeten wantrouwen. Laten we even nalopen: gitaargericht, lievelingetjes van de pers (‘beste Nederpopplaat van 2009’, zulke dingen), het heeft zeker iets hips en het is allemaal erg indiepopperig. Moss liet ik netjes links liggen in 2009, maar toen 2012 een weinig interessant jaar qua releases leek te worden heb ik via Spotify (o, als ik dat toch had gehad in 2009) opvolger Ornaments beluisterd.
Met dank aan het synthesizergerichtere Ornaments ben ik toch aan Don’t Be Scared/Never Be a Hero begonnen. De inventiviteit die mij op Moss’ derde worp beviel blijkt hier ook terug te vinden, ondanks de aanwezigheid van wat lichtere, inderdaad behoorlijk indiepopperige liedjes als ‘Angry Young Man’ en ‘Never Be a Hero’, die ik toch wel erg aan de lichte kant vind. Toch komt men een aantal keer hitgevoelig, lichtvoetig en toch sterk uit de hoek; de singles ‘I Apologize’, ‘The Comfort’ en het erg Pulpachtige ‘I Like the Chemistry’ (het enige dat nog mist is Jarvis Cocker zelve) zijn gewoon verdomd goede nummers. En stiekem zit er vaak nog ergens een synthesizer onder ook.
Mijn liefde voor perfecte popliedjes, overgehouden aan een zeer geregelde inname van Blur sinds ik een jaar of dertien, veertien was, is recentelijk wat meer naar achteren geschoven door mijn behoefte aan wat stemmiger werk. Daarom is het ook zo fijn dat juist die nummers sterker uit de hoek komen op dit album: ‘Apparatos’ is van bedwelmende voorloper op Ornaments-nummers als 'Tiny Love', of eigenlijk ook de koers van dat derde Moss-album in het algemeen. Daarnaast is het drieluik ‘New Arms’/‘The Brick Moon’/‘Silent Hill’ zeer geslaagd; indringend, knap opgebouwd en ook gewoon heel mooi. Het zijn dit soort nummers die nog meer dan de popkant Moss’ inventiviteit laten zien, maar over de gehele linie is dit gewoon een goed gelukte plaat.
Met dank aan het synthesizergerichtere Ornaments ben ik toch aan Don’t Be Scared/Never Be a Hero begonnen. De inventiviteit die mij op Moss’ derde worp beviel blijkt hier ook terug te vinden, ondanks de aanwezigheid van wat lichtere, inderdaad behoorlijk indiepopperige liedjes als ‘Angry Young Man’ en ‘Never Be a Hero’, die ik toch wel erg aan de lichte kant vind. Toch komt men een aantal keer hitgevoelig, lichtvoetig en toch sterk uit de hoek; de singles ‘I Apologize’, ‘The Comfort’ en het erg Pulpachtige ‘I Like the Chemistry’ (het enige dat nog mist is Jarvis Cocker zelve) zijn gewoon verdomd goede nummers. En stiekem zit er vaak nog ergens een synthesizer onder ook.
Mijn liefde voor perfecte popliedjes, overgehouden aan een zeer geregelde inname van Blur sinds ik een jaar of dertien, veertien was, is recentelijk wat meer naar achteren geschoven door mijn behoefte aan wat stemmiger werk. Daarom is het ook zo fijn dat juist die nummers sterker uit de hoek komen op dit album: ‘Apparatos’ is van bedwelmende voorloper op Ornaments-nummers als 'Tiny Love', of eigenlijk ook de koers van dat derde Moss-album in het algemeen. Daarnaast is het drieluik ‘New Arms’/‘The Brick Moon’/‘Silent Hill’ zeer geslaagd; indringend, knap opgebouwd en ook gewoon heel mooi. Het zijn dit soort nummers die nog meer dan de popkant Moss’ inventiviteit laten zien, maar over de gehele linie is dit gewoon een goed gelukte plaat.
Moss - Ornaments (2012)

4,0
0
geplaatst: 1 mei 2012, 22:01 uur
Ten tijde van hun vorige album dacht ik dat Moss een rockband met zangeres was, vernoemd naar The Matrix-actrice Carrie-Anne Moss. Die plaat heb ik mooi links laten liggen, totdat ik er via een recensie achterkwam dat het geen oestrogeenrock is. Eerlijk is eerlijk, de voorganger van Ornaments heb ik toch gemist.
Ergens is het wel prettig dat ik de teksten op Ornaments niet heel intrigerend of boeiend vind, want dan kan ik me weer op de muziek focussen. Het album heeft me namelijk positief verrast, ondanks dat ik eigenlijk niks bij Moss vind dat ik niet bij andere bands kan vinden. Dit wil nog niet zeggen dat de band een eigen smoel mist, dat zeker niet. Vergelijkingen zijn wat mij betreft ook meer associaties: zo spreekt er uit ‘The Hunter’ een urgentie die Editors al niet meer sinds hun debuut lijken te hebben, maar de synthesizer doet me in de verte denken aan ‘The Rip’ van Portishead.
De synthesizer. Naar het schijnt kreeg het geluid van Ornaments een duidelijke richting toen ‘Tiny Love’ echt vorm kreeg. (Ik baseer me hier op een interview dat gepubliceerd werd in Oor.) Het nummer werd al een tijd live gespeeld, maar het was nog net niet helemaal af. Dat werd het wel toen besloten werd de gitaar weg te laten. Een mooie beslissing, want ondergetekende was allang klaar met die belachelijke verering van de gitaar. In een ondersteunende rol is een gitaar prima, maar in de hoofdrol, nee, dan kan ik dat nog maar moeilijk hebben. Een gitaar is een instrument, een middel, geen doel. Gelukkig maar dat Moss dat ook aan heeft gevoeld.
De gitaargerichte nummers zijn wat conventioneler, bijna conservatiever vergeleken met de rest. ‘What You Want’ en ‘Good People’ zijn gewoon minder boeiende nummers omdat ze wat minder origineel zijn; prima werk voor op 3FM. Het galopje in ‘Spellbound’ vind ik ook weinig denderend maar hoe de gitaarlijnen in elkaar overlopen doet me wederom denken aan het debuut van Editors. Toch ligt de kracht van het album duidelijk niet in de gitaargerichte nummers, omdat die net wat platter zijn.
Moss is namelijk zeker niet slecht in spanningsopbouw. Met minimale middelen wordt er toch een sterke sfeer opgebouwd in ‘Everything Died in Your Heart’ en ‘Almost a Year’. Het bijna titelnummer ‘Ornament’ sluit vervolgens de plaat af met een groove waarin basgitaar is vervangen door synthesizer en na een aantal minuten de boel lijkt te imploderen, maar de groove blijft bezwerend over. Op zulke momenten wordt het duidelijk dat deze band tot veel knappe, inventieve liedjes in staat is, uiterst strak vormgegeven, maar ergens toch grillig. Om in de sfeer van de titel te blijven: Ornaments is eerder Bauhaus dan gothisch of Jugendstil en blijft nog wel een hele tijd staan.
Ergens is het wel prettig dat ik de teksten op Ornaments niet heel intrigerend of boeiend vind, want dan kan ik me weer op de muziek focussen. Het album heeft me namelijk positief verrast, ondanks dat ik eigenlijk niks bij Moss vind dat ik niet bij andere bands kan vinden. Dit wil nog niet zeggen dat de band een eigen smoel mist, dat zeker niet. Vergelijkingen zijn wat mij betreft ook meer associaties: zo spreekt er uit ‘The Hunter’ een urgentie die Editors al niet meer sinds hun debuut lijken te hebben, maar de synthesizer doet me in de verte denken aan ‘The Rip’ van Portishead.
De synthesizer. Naar het schijnt kreeg het geluid van Ornaments een duidelijke richting toen ‘Tiny Love’ echt vorm kreeg. (Ik baseer me hier op een interview dat gepubliceerd werd in Oor.) Het nummer werd al een tijd live gespeeld, maar het was nog net niet helemaal af. Dat werd het wel toen besloten werd de gitaar weg te laten. Een mooie beslissing, want ondergetekende was allang klaar met die belachelijke verering van de gitaar. In een ondersteunende rol is een gitaar prima, maar in de hoofdrol, nee, dan kan ik dat nog maar moeilijk hebben. Een gitaar is een instrument, een middel, geen doel. Gelukkig maar dat Moss dat ook aan heeft gevoeld.
De gitaargerichte nummers zijn wat conventioneler, bijna conservatiever vergeleken met de rest. ‘What You Want’ en ‘Good People’ zijn gewoon minder boeiende nummers omdat ze wat minder origineel zijn; prima werk voor op 3FM. Het galopje in ‘Spellbound’ vind ik ook weinig denderend maar hoe de gitaarlijnen in elkaar overlopen doet me wederom denken aan het debuut van Editors. Toch ligt de kracht van het album duidelijk niet in de gitaargerichte nummers, omdat die net wat platter zijn.
Moss is namelijk zeker niet slecht in spanningsopbouw. Met minimale middelen wordt er toch een sterke sfeer opgebouwd in ‘Everything Died in Your Heart’ en ‘Almost a Year’. Het bijna titelnummer ‘Ornament’ sluit vervolgens de plaat af met een groove waarin basgitaar is vervangen door synthesizer en na een aantal minuten de boel lijkt te imploderen, maar de groove blijft bezwerend over. Op zulke momenten wordt het duidelijk dat deze band tot veel knappe, inventieve liedjes in staat is, uiterst strak vormgegeven, maar ergens toch grillig. Om in de sfeer van de titel te blijven: Ornaments is eerder Bauhaus dan gothisch of Jugendstil en blijft nog wel een hele tijd staan.
My Chemical Romance - The Black Parade (2006)

0,5
0
geplaatst: 5 september 2011, 20:12 uur
Die vervelende Gerard Way doet het er gewoon om. Opener 'The End' (o, wat een humor toch) gaat over het weggooien van dat zwarte jurkje en net als de grote massa worden. Kijk, dan hebben we de jongens en meisjes met respectievelijk guyliner en eyeliner al binnen. Daarna wordt het echt extreem tenenkrommend: 'If you look in the mirror and don't like what you see/You can find out first hand what it's like to be me'.
Dit soort onzin gaat verder met regels als 'That's what you deserve: the end of your life', maar ja, al die Amerikanen zijn toch al en masse voor de doodstraf. Helemaal erg wordt het in 'Welcome to the Black Parade', waarin Gerard zich behoorlijk opzichtig in de schijnwerpers plaatst met z'n Messias-complex: 'the broken, the beaten and the damned' zijn natuurlijk al die zwartgeschminkte kindertjes, die redder is Gerard zelf.
Dit gaat dus weer een vehikel worden voor teksten die nog misantropischer zijn dan Thom Yorke en W.F. Hermans bij elkaar. Maar wacht, de zielepoterij is ook nog eens opgehangen aan een verhaaltje. Dit verhaaltje is overigens mijn grootste bezwaar tegen deze hele kutplaat, het is niet eens vanwege de zouteloze, waardeloze composities, niet eens vanwege die achterlijke teksten, maar vanwege het verhaaltje wat Gerard bedacht heeft. Dat is namelijk ronduit walgelijk.
Het zit namelijk zo: Gerard Way gelooft dat de manier waarop de Dood aan je verschijnt, gebaseerd is op een persoonlijke ervaring van je. Zo komt bij The Patient, de hoofdpersoon van deze draak, de dood als de zwarte parade uit de titel. Nu komt het: The Patient overlijdt aan kanker. Nu ben ik niet tegen het gebruik van thema's als kanker of de holocaust (dat komt overigens niet aan bod op dit gedrocht) in kunst, maar naast dat My Chemical Romance op esthetisch vlak niets, maar dan ook niets te bieden heeft, word ik ronduit kwaad vanwege de manier waarop kanker verwerkt wordt in het verhaaltje. Als die kwestie in Gerards hoofd rond blijft malen, geef hem dan 'Elegy' van Philip Roth om te lezen, maar ontzeg hem de toegang tot de opnamestudio.
'Cancer' bevat namelijk de meest afschuwelijke zin die ik ooit in een liedje gehoord heb. De vreselijk slappe balade met Queen-pretenties is al zum kotsen, maar 'I'm just soggy from the chemo', dat gaat te ver. Hier is iemand aan het woord die duidelijk niet weet wat de gevolgen van een chemokuur inhouden. Gerard Way schijnt ten tijde van dit album zelfs zijn haar geblondeerd te hebben om zich extra in te kunnen leven in een kankerpatiënt. Gelukkig heeft hij het fatsoen gehad om zijn kop niet kaal te scheren. Dit album, met 'Cancer' voorop, is een regelrechte belediging en een laffe stoot onder de gordel voor iedereen die ooit iemand verloren heeft of dreigde te verliezen aan kanker.
Dit soort onzin gaat verder met regels als 'That's what you deserve: the end of your life', maar ja, al die Amerikanen zijn toch al en masse voor de doodstraf. Helemaal erg wordt het in 'Welcome to the Black Parade', waarin Gerard zich behoorlijk opzichtig in de schijnwerpers plaatst met z'n Messias-complex: 'the broken, the beaten and the damned' zijn natuurlijk al die zwartgeschminkte kindertjes, die redder is Gerard zelf.
Dit gaat dus weer een vehikel worden voor teksten die nog misantropischer zijn dan Thom Yorke en W.F. Hermans bij elkaar. Maar wacht, de zielepoterij is ook nog eens opgehangen aan een verhaaltje. Dit verhaaltje is overigens mijn grootste bezwaar tegen deze hele kutplaat, het is niet eens vanwege de zouteloze, waardeloze composities, niet eens vanwege die achterlijke teksten, maar vanwege het verhaaltje wat Gerard bedacht heeft. Dat is namelijk ronduit walgelijk.
Het zit namelijk zo: Gerard Way gelooft dat de manier waarop de Dood aan je verschijnt, gebaseerd is op een persoonlijke ervaring van je. Zo komt bij The Patient, de hoofdpersoon van deze draak, de dood als de zwarte parade uit de titel. Nu komt het: The Patient overlijdt aan kanker. Nu ben ik niet tegen het gebruik van thema's als kanker of de holocaust (dat komt overigens niet aan bod op dit gedrocht) in kunst, maar naast dat My Chemical Romance op esthetisch vlak niets, maar dan ook niets te bieden heeft, word ik ronduit kwaad vanwege de manier waarop kanker verwerkt wordt in het verhaaltje. Als die kwestie in Gerards hoofd rond blijft malen, geef hem dan 'Elegy' van Philip Roth om te lezen, maar ontzeg hem de toegang tot de opnamestudio.
'Cancer' bevat namelijk de meest afschuwelijke zin die ik ooit in een liedje gehoord heb. De vreselijk slappe balade met Queen-pretenties is al zum kotsen, maar 'I'm just soggy from the chemo', dat gaat te ver. Hier is iemand aan het woord die duidelijk niet weet wat de gevolgen van een chemokuur inhouden. Gerard Way schijnt ten tijde van dit album zelfs zijn haar geblondeerd te hebben om zich extra in te kunnen leven in een kankerpatiënt. Gelukkig heeft hij het fatsoen gehad om zijn kop niet kaal te scheren. Dit album, met 'Cancer' voorop, is een regelrechte belediging en een laffe stoot onder de gordel voor iedereen die ooit iemand verloren heeft of dreigde te verliezen aan kanker.
Mylène Farmer - L'autre... (1991)

4,0
1
geplaatst: 16 november 2024, 20:30 uur
In Frankrijk wordt er midden in de nacht een tv-programma uitgezonden waarvan anderen me vaak niet geloven als ik erover vertel: Voyage au bout de la nuit, waarin je een paar uur lang knappe vrouwen een klassieker uit de wereldliteratuur ziet en hoort voorlezen. Toen ik afgelopen september in Lille was en 's nachts wakker schrok, keek ik er vaak even naar. In dezelfde stad zag ik in een ontzettend grote boekwinkel een enorme afdeling strips (BD., heet dat daar), en ook een kast met poëzie die iets groter was dan die in menig Nederlandse boekwinkel. Daar stonden hoofdzakelijk klassiekers, van onder meer van mijn persoonlijke favorieten Arthur Rimbaud, Guillaume Apollinaire en Blaise Cendrars, soms in een soort onderwijseditie: gedichten en vragen daarover, om je op een overhoring voor te bereiden blijkbaar. Kostte allemaal maar een paar euro. Nou, probeer voor dat geld hier eens Nijhoff of Van Ostaijen te scoren.
Eigenlijk was ik er voor de hedendaagse poëzie, die kwantitatief en kwalitatief wat tegenviel (al ben ik met een heel sterke bundel van Ariane Dreyfus en een oerdegelijke van Miel Pagès naar huis gegaan). In dezelfde boekwinkel kocht ik L'Autre van Mylène Farmer, vanwege het nog altijd fantastische 'Désenchantée'. Dat heeft een opvallend Baudelaire-achtige tekst, maar ook op veel andere nummers flirt Farmer met de literatuur uit de negentiende eeuw. 'Je t'aime mélancolie' is waarschijnlijk het beste voorbeeld: een soort - absoluut heerlijke - gladde funkpop met een tekst die flirt met alle clichés over melancholische kunstenaars.
Tot dan toe had ik het idee dat Farmer een soort Franse evenknie was van Madonna. Op veel punten bleek Farmer toch echt wat eerder te zijn, zoals met die spraakmakende videoclips. Het is een gegeven waar ik de eerste luisterbeurten niet goed met mijn hoofd bij kon: dat een popster die stadions vult zulke melancholische dreampop maakt, met zo'n dot Baudelaire. Maar al snel kwam ik weer uit bij Voyage au bout de la nuit en die grote afdeling poëzie. Er zit blijkbaar een soort cultureel bewustzijn in de Fransen gesleten waardoor je in de etalage van een verder weinig interessante decoratieswinkel een prachtig vormgegeven versie ziet van Paul Éluards 'Liberté'; waardoor fotomodellen midden in de nacht boeken voorlezen op tv; waardoor Farmer L'Autre heeft kunnen maken en daar - terecht - zo ontzettend populair mee is geworden.
Eigenlijk was ik er voor de hedendaagse poëzie, die kwantitatief en kwalitatief wat tegenviel (al ben ik met een heel sterke bundel van Ariane Dreyfus en een oerdegelijke van Miel Pagès naar huis gegaan). In dezelfde boekwinkel kocht ik L'Autre van Mylène Farmer, vanwege het nog altijd fantastische 'Désenchantée'. Dat heeft een opvallend Baudelaire-achtige tekst, maar ook op veel andere nummers flirt Farmer met de literatuur uit de negentiende eeuw. 'Je t'aime mélancolie' is waarschijnlijk het beste voorbeeld: een soort - absoluut heerlijke - gladde funkpop met een tekst die flirt met alle clichés over melancholische kunstenaars.
Tot dan toe had ik het idee dat Farmer een soort Franse evenknie was van Madonna. Op veel punten bleek Farmer toch echt wat eerder te zijn, zoals met die spraakmakende videoclips. Het is een gegeven waar ik de eerste luisterbeurten niet goed met mijn hoofd bij kon: dat een popster die stadions vult zulke melancholische dreampop maakt, met zo'n dot Baudelaire. Maar al snel kwam ik weer uit bij Voyage au bout de la nuit en die grote afdeling poëzie. Er zit blijkbaar een soort cultureel bewustzijn in de Fransen gesleten waardoor je in de etalage van een verder weinig interessante decoratieswinkel een prachtig vormgegeven versie ziet van Paul Éluards 'Liberté'; waardoor fotomodellen midden in de nacht boeken voorlezen op tv; waardoor Farmer L'Autre heeft kunnen maken en daar - terecht - zo ontzettend populair mee is geworden.