Hier kun je zien welke berichten Slowgaze als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.
Kabel - I Love Kabel (2012)

1,5
0
geplaatst: 3 mei 2012, 22:17 uur
Het begint al met 'Ik ben op dreef met mijn neef', sowieso een no homo-, no incestmomentje. Jammer dat het tekstuele niveau van die briljante eerste lijn nooit gehaald wordt, want de rest erna is stukken minder interessant. Daar schiet ik namelijk niet direct van in de lach, nee, ik word er een beetje verdrietig van.
Recentelijk heb ik Nijmeegse Modo toch in mijn luistergedrag kunnen opnemen, heb 'm een hele tijd niet gedraaid nadat ik 'm had gekocht. Ik begin dat album best tof te vinden, maar dan krijg je dit soort onzin. De Zo Moeilijk-elementen zijn allemaal aanwezig: de 'ij' consequent uitsprekend als 'èèè', dat accentje sowieso, de biets, Rosco, Nosa en Ra doen mee. Kabel klinkt echter als een heel slechte parodie van Zo Moeilijk, zo slecht dat ik Nijmeegse Modo bijna niet meer op durf te zetten. Daarnaast krijgen we ook wat extra onzin: een of andere debiel die een hoop onverstaanbare onzin uitkraamt (een andere idioot dan Kabel, bedoel ik dan) en een barslechte Mr. Polska-imitatie van dat jong van De Jeugd van Tegenwoordig.
I Love Kabel heet het gebakje. De enige die een hard plassertje van Kabel krijgt is dus waarschijnlijk ook Kabel zelf. Waarschijnlijk dat het daarom zo'n zaadplaat is.
Recentelijk heb ik Nijmeegse Modo toch in mijn luistergedrag kunnen opnemen, heb 'm een hele tijd niet gedraaid nadat ik 'm had gekocht. Ik begin dat album best tof te vinden, maar dan krijg je dit soort onzin. De Zo Moeilijk-elementen zijn allemaal aanwezig: de 'ij' consequent uitsprekend als 'èèè', dat accentje sowieso, de biets, Rosco, Nosa en Ra doen mee. Kabel klinkt echter als een heel slechte parodie van Zo Moeilijk, zo slecht dat ik Nijmeegse Modo bijna niet meer op durf te zetten. Daarnaast krijgen we ook wat extra onzin: een of andere debiel die een hoop onverstaanbare onzin uitkraamt (een andere idioot dan Kabel, bedoel ik dan) en een barslechte Mr. Polska-imitatie van dat jong van De Jeugd van Tegenwoordig.
I Love Kabel heet het gebakje. De enige die een hard plassertje van Kabel krijgt is dus waarschijnlijk ook Kabel zelf. Waarschijnlijk dat het daarom zo'n zaadplaat is.
Kanye West - 808s & Heartbreak (2008)

4,5
0
geplaatst: 19 april 2012, 23:14 uur
Destijds, we hebben het nu over oktober 2010, serveerde ik 808’s & Heartbreak af met de woorden ‘Nee, met sterkere liedjes was dit een topper geweest, nu is het voornamelijk een kwestie van mooi geluid met matige liedjes.’ Zoals Bredero ook al aangaf, het kan verkeren, want anderhalf jaar en vele luisterbeurten later is eindelijk het kwartje gevallen. Sowieso, ik heb altijd een stemmetje in mijn achterhoofd gehad dat me sommeerde deze cd nog een kans te geven, het liefst nadat ik ‘m aan zou schaffen. Recent is het er toch van gekomen.
Destijds werd ik geprikkeld door de vergelijkingen die AllMusic maakte met New Order en The Cure, waar ik behalve in vrij gothische opener ‘Say You Will’ niet veel van terughoorde. West vond ik eigenlijk een circusfiguur (was het in 2010 net niet in de nadagen van het Taylor Swift-incident?) en zijn bewering dat hij met 808’s & Heartbreak in het rijtje Beck, Thom Yorke en nog iemand (excusez-moi, die derde ontschiet me even) vond ik vrij bizar. Afijn, ik zat vol verwachtingen en ik vond het een tegenvaller. Ik geef het toe, ik heb de plaat misschien drie of vier keer via Spotify geluisterd en weggezet als saai, op een aantal sterke momenten na.
Het kan door James Blake komen, die vorig jaar debuteerde met een intrigerend album vol avant-R&B, om maar weer eens een term te bedenken. 808’s & Heartbreak kan in retrospectief als een logische voorganger gezien worden. R&B, van dat soort met flinke autotune, wordt gekoppeld aan introspectie en een drang naar avontuurlijkheid. Uiteindelijk zijn West en Blake op die albums beiden autotune-singer-songwriters.
Het knappe aan dit album is ook dat West een strak idioom gevonden heeft waarin hij consequent zijn nummers vormgeeft. De 808 uit de titel levert tribale of in elk geval erg elementaire ritmes af, die verder aangekleed worden met dwalende piano’s of andere toetsenpartijen. Hier zingt West overheen en zijn stem wordt flink door de autotune gehaald. Nu vind ik dit effect al snel heel ergerlijk, het is ook een van de redenen waarom ik Glee een kutserie vind, maar West voert het allemaal wat op zodat er geen sprake meer is van een gecorrigeerde stem, maar meer een soort vocoder, inderdaad net als Blake later. Het onderstreept het liefdesverdriet in de teksten op een bepaalde manier, Wests stem wordt onnatuurlijker, waardoor de teksten harder binnenkomen. ‘My friend showed me pictures of his kids/All I could show him were pictures of my cribs’ in albumhoogtepunt ‘Welcome to Heartbreak’ wordt nog wanhopiger, nog ongemakkelijker. Als West de autotune ook nog eens overstuurt in nummers als ‘Amazing’ en ‘Love Lockdown’ klinkt hij zelfs een beetje psychopathisch, alsof het zijn eigen schuld is dat zijn meisje bij hem weg is.
Op zo’n moment snap ik AllMusic wel. Af en toe moet ik nog wel eens aan Joy Division denken, aan hoe het toch had geklonken als Ian Curtis een autotune had gehad, om even een vrij belachelijk beeld aan te snijden. Maar toch, als Curtis nu z’n liefde voor Kraftwerk nog wat extra aangezet had en consequent een vocoder zou gebruiken? 808’s & Heartbreak zit soms tegen de duisternis van Closer aan, waarbij sommige momenten als het bijna carnavalesque ‘RoboCop’ af en toe de ongemakkelijkheid doorbreekt. Mooie plaat, net zo koud als een betonnen muur en ergens toch best troostrijk.
Destijds werd ik geprikkeld door de vergelijkingen die AllMusic maakte met New Order en The Cure, waar ik behalve in vrij gothische opener ‘Say You Will’ niet veel van terughoorde. West vond ik eigenlijk een circusfiguur (was het in 2010 net niet in de nadagen van het Taylor Swift-incident?) en zijn bewering dat hij met 808’s & Heartbreak in het rijtje Beck, Thom Yorke en nog iemand (excusez-moi, die derde ontschiet me even) vond ik vrij bizar. Afijn, ik zat vol verwachtingen en ik vond het een tegenvaller. Ik geef het toe, ik heb de plaat misschien drie of vier keer via Spotify geluisterd en weggezet als saai, op een aantal sterke momenten na.
Het kan door James Blake komen, die vorig jaar debuteerde met een intrigerend album vol avant-R&B, om maar weer eens een term te bedenken. 808’s & Heartbreak kan in retrospectief als een logische voorganger gezien worden. R&B, van dat soort met flinke autotune, wordt gekoppeld aan introspectie en een drang naar avontuurlijkheid. Uiteindelijk zijn West en Blake op die albums beiden autotune-singer-songwriters.
Het knappe aan dit album is ook dat West een strak idioom gevonden heeft waarin hij consequent zijn nummers vormgeeft. De 808 uit de titel levert tribale of in elk geval erg elementaire ritmes af, die verder aangekleed worden met dwalende piano’s of andere toetsenpartijen. Hier zingt West overheen en zijn stem wordt flink door de autotune gehaald. Nu vind ik dit effect al snel heel ergerlijk, het is ook een van de redenen waarom ik Glee een kutserie vind, maar West voert het allemaal wat op zodat er geen sprake meer is van een gecorrigeerde stem, maar meer een soort vocoder, inderdaad net als Blake later. Het onderstreept het liefdesverdriet in de teksten op een bepaalde manier, Wests stem wordt onnatuurlijker, waardoor de teksten harder binnenkomen. ‘My friend showed me pictures of his kids/All I could show him were pictures of my cribs’ in albumhoogtepunt ‘Welcome to Heartbreak’ wordt nog wanhopiger, nog ongemakkelijker. Als West de autotune ook nog eens overstuurt in nummers als ‘Amazing’ en ‘Love Lockdown’ klinkt hij zelfs een beetje psychopathisch, alsof het zijn eigen schuld is dat zijn meisje bij hem weg is.
Op zo’n moment snap ik AllMusic wel. Af en toe moet ik nog wel eens aan Joy Division denken, aan hoe het toch had geklonken als Ian Curtis een autotune had gehad, om even een vrij belachelijk beeld aan te snijden. Maar toch, als Curtis nu z’n liefde voor Kraftwerk nog wat extra aangezet had en consequent een vocoder zou gebruiken? 808’s & Heartbreak zit soms tegen de duisternis van Closer aan, waarbij sommige momenten als het bijna carnavalesque ‘RoboCop’ af en toe de ongemakkelijkheid doorbreekt. Mooie plaat, net zo koud als een betonnen muur en ergens toch best troostrijk.
Katía - Sights (2011)

4,0
0
geplaatst: 21 oktober 2011, 20:50 uur
Volgens de biografie op haar site is Katía een toerist die alles vast wil leggen. De titel Sights moet dan ook niet opgevat worden als Rimbaudiaanse visioenen, maar meer als ansichtkaarten van het innerlijk landschap. Zo zit Katía vol plannetjes, getuige de opener, en bekent ze tapes in haar hoofd te hebben, in het gelijknamige nummer. Dit liedje vat misschien ook wel het idee achter de cd het best samen: de noodzaak om op te vallen, al ben je wat verlegen; het beste kan dat bereikt worden door verhaaltjes te vertellen.
Twaalf kleine verhaaltjes, inclusief dat metaverhaaltje over het vertellen zelf, kent deze plaat. Soms gaat het over de noodzaak om niet standaard te worden, passend geïllustreerd wordt met associatieve hersenspinsels (‘In My Head’), soms over klein geluk, met een lichte ondertoon van melancholie, zoals in het rond een mooi beeld geschreven ‘Days Like You’. Tekstueel is het dus zeker in orde en wordt er soms heel sterk uitgepakt met verrassende beeldspraak of soms gewoon net de juiste woorden om iets te zeggen.
Maar hoe zit het nu met de muziek, of: hoe onderscheidt Katía zich verder van alle andere dromerige, onschuldige meisjes met een akoestische gitaar? Naast de prettige extra instrumentatie die de, folky popliedjes (of poppy folkliedjes) mee hebben gekregen, met uiteraard plek voor drums en basgitaar, zijn er soms ook subtiele details te ontdekken die het nummer net wat meer geven, zoals een prettig meefonkelende xylofoon, een slidegitaar die net op het juiste moment om de hoek komt kijken of zachte achtergrondgeluiden uit de grote stad. In ‘Recurrence’ komen er zelfs blazers op bezoek, wat één van de beste nummers van de plaat oplevert.
Sights heeft dus de goede liedjes, knappe teksten en geslaagde instrumentatie mee, toch is hetgeen wat echt de meeste meerwaarde geeft Katía’s stem. Een beetje kinderlijk en plagerig, bijna gespeeld onschuldig (maar je gelooft haar absoluut), dromerig en zacht (zowel qua volume als de tederheid die Katía in haar stem legt), zo worden de ansichtkaarten aan de luisteraar geadresseerd.
Twaalf kleine verhaaltjes, inclusief dat metaverhaaltje over het vertellen zelf, kent deze plaat. Soms gaat het over de noodzaak om niet standaard te worden, passend geïllustreerd wordt met associatieve hersenspinsels (‘In My Head’), soms over klein geluk, met een lichte ondertoon van melancholie, zoals in het rond een mooi beeld geschreven ‘Days Like You’. Tekstueel is het dus zeker in orde en wordt er soms heel sterk uitgepakt met verrassende beeldspraak of soms gewoon net de juiste woorden om iets te zeggen.
Maar hoe zit het nu met de muziek, of: hoe onderscheidt Katía zich verder van alle andere dromerige, onschuldige meisjes met een akoestische gitaar? Naast de prettige extra instrumentatie die de, folky popliedjes (of poppy folkliedjes) mee hebben gekregen, met uiteraard plek voor drums en basgitaar, zijn er soms ook subtiele details te ontdekken die het nummer net wat meer geven, zoals een prettig meefonkelende xylofoon, een slidegitaar die net op het juiste moment om de hoek komt kijken of zachte achtergrondgeluiden uit de grote stad. In ‘Recurrence’ komen er zelfs blazers op bezoek, wat één van de beste nummers van de plaat oplevert.
Sights heeft dus de goede liedjes, knappe teksten en geslaagde instrumentatie mee, toch is hetgeen wat echt de meeste meerwaarde geeft Katía’s stem. Een beetje kinderlijk en plagerig, bijna gespeeld onschuldig (maar je gelooft haar absoluut), dromerig en zacht (zowel qua volume als de tederheid die Katía in haar stem legt), zo worden de ansichtkaarten aan de luisteraar geadresseerd.
Kempi - Het Testament van Zanian Adamus (2011)

2,0
0
geplaatst: 19 juni 2011, 18:06 uur
"Iemand met zo'n achtbaan van opgekropte emoties", dat is Typhoon. Niet Kempi, Kempi is gewoon gefrustreerd en dat levert een plaat op waarop er prima aanzetjes gegeven worden, maar die aanzetjes worden even gemakkelijk de kop omgedraaid. De biet die tegen het einde "VoodooPriest" binnenvalt is erg hip, maar ja, het komt pas tegen het einde. Waarom in godsnaam? Wie heeft die zooi geproduceerd en waarom heeft ie geen visie?
Producties zijn vaak mwoah, hoewel "Not Human" gelukkig geen Black Eyed Peas-/Lil Wayne-misbaksel is waar ik al eigenlijk bang voor was, maar die vreemde vocale samples werken ook niet. Naast de vaak vrij slechte producties heeft Kempi een kutstem, zijn zijn teksten niet boeiend en is het allemaal wat saai. De veel te platte urbanrefreintjes en die irritante kutkop Damara, neen, die hadden ook allemaal niet gehoeven.
Neen, de enige interessante momenten, naast die tegen het einde invallende biet in "VoodooPriest", dat overigens zo heel slecht nog niet is, zijn de featurings van Alex Roeka, Lucky Fonz III (die sowieso een held is) en Fresku, plus het gietertje in "Down".
Producties zijn vaak mwoah, hoewel "Not Human" gelukkig geen Black Eyed Peas-/Lil Wayne-misbaksel is waar ik al eigenlijk bang voor was, maar die vreemde vocale samples werken ook niet. Naast de vaak vrij slechte producties heeft Kempi een kutstem, zijn zijn teksten niet boeiend en is het allemaal wat saai. De veel te platte urbanrefreintjes en die irritante kutkop Damara, neen, die hadden ook allemaal niet gehoeven.
Neen, de enige interessante momenten, naast die tegen het einde invallende biet in "VoodooPriest", dat overigens zo heel slecht nog niet is, zijn de featurings van Alex Roeka, Lucky Fonz III (die sowieso een held is) en Fresku, plus het gietertje in "Down".
Kendrick Lamar - Mr. Morale & The Big Steppers (2022)

4,0
12
geplaatst: 8 augustus 2022, 21:15 uur
Het heeft even geduurd voordat ik eraan toe kwam om wat over Mr. Morale & The Big Steppers te schrijven, maar dat wil niet zeggen dat de plaat me niet bezig heeft gehouden. Een van de dingen waar ik het meest over na heb gedacht is waarom deze plaat me tegenvalt. Om even het bekende cliché uit de kast te halen: een mindere plaat van Kendrick Lamar is nog altijd een plaat waar veel andere rappers alleen maar jaloers op mogen zijn. Jammer dan dat hij geen andere rapper is, maar K-Dot zelve en dan ligt de lat wel heel erg hoog.
Er zijn een paar oppervlakkigere dingen die me dwarszitten. Die zelfhulpboekclichés en de samples van zijn vrouw en kinderen zijn wel enorm zoetsappig; net zo moralistisch als het zwartwitte moralisme waar Lamar zich tegen uitspreekt. Draaideurcrimineel Kodak Black uitnodigen past weliswaar in het albumconcept, maar is uiteindelijk nogal een dick move en dat brengt me misschien wel bij mijn op één na voornaamste kritiekpunt: ik heb te vaak het gevoel dat ik naar een Kanye West-project luister met Cornrow Kenny op de vocalen. Dan gaat het me om die rommelige vibe – tegen het outsider-art-achtige aan – onder het mom van een eerlijk inkijkje in een getroebleerde geest en allemaal van dat soort clichés. Neerslachtige beat, gekwelde tekst, na een paar verses er een strijkkwartje onder knallen en klaar is Kees. Op zich val ik daar wel voor, maar dat blijft niet heel lang leuk.
Het grootste kritiekpunt hangt samen met die Ye-achtige vibe: het is zo’n verdomd onevenwichtige plaat. Van iemand die zulke hoogstaande, evenwichtige albums heeft gemaakt (hoewel ook To Pimp a Butterfly zijn rommelige kantjes had), is die schommelende kwaliteit moeilijk te verteren. Dat intro van ‘Savior’ emmert te lang door; ‘Rich Spirit’ is te navelstaarderig; ‘Die Hard’ en ‘Mirror’ zijn te gemakzuchtige nummers die ondanks de conflicterende gevoelens die eruit spreken, wel erg gevaarlijk tegen heppiedepeppie-poprap aanschurken.
Daar staan absoluut briljante nummers tegenover, van vertrouwd Lamar-niveau, maar die zijn deze keer behoorlijk in de minderheid. ‘United in Grief’ en ‘We Cry Together’ zijn heel sterk, maar vooral ‘Mother I Sober’ en ‘Auntie Diaries’ springen eruit. Die twee nummers laten de Lamar horen die ik ontzettend bewonder: gelaagde teksten, zonder hapklare boodschappen, waar je dagen over na kunt denken. Bovendien voegt hij echt belangrijke thema’s – seksueel misbruik en homo- en transfobie, ook specifiek binnen de zwarte gemeenschap – toe aan zijn vaste onderwerpen. Daarmee diept hij zijn thematiek echt verder uit.
Dat brengt me weer bij een laatste punt dat me dwarszit: Kung-Fu Kenny doet deze keer nauwelijks iets nieuws. Hij wil heel Mr. Morale & The Big Steppers ophangen aan een therapeutische sessie in muziekvorm, maar zijn vorige albums waren ook al lange biechten. Zijn gecompliceerde relatie tot God, tot zijn publiek, tot de media, tot zichzelf: hij heeft het er allang over gehad. Dat hij nu zijn eigen gezin heeft, dat is inderdaad nieuw, maar thematisch legt dat te weinig gewicht in de schaal om van een echt grote vernieuwing te spreken. Al met al bewijst deze plaat helaas waar ik al een beetje bang voor was, maar waarvan ik heel goed wist dat het er een keer van moest komen: een Kendrick Lamar-album dat niet wederom ijzersterk of zelfs ronduit briljant is, maar al met al gewoonweg best goed. Ik weet dat hij niet mijn redder is, maar ik had stiekem toch meer van hem verwacht.
Er zijn een paar oppervlakkigere dingen die me dwarszitten. Die zelfhulpboekclichés en de samples van zijn vrouw en kinderen zijn wel enorm zoetsappig; net zo moralistisch als het zwartwitte moralisme waar Lamar zich tegen uitspreekt. Draaideurcrimineel Kodak Black uitnodigen past weliswaar in het albumconcept, maar is uiteindelijk nogal een dick move en dat brengt me misschien wel bij mijn op één na voornaamste kritiekpunt: ik heb te vaak het gevoel dat ik naar een Kanye West-project luister met Cornrow Kenny op de vocalen. Dan gaat het me om die rommelige vibe – tegen het outsider-art-achtige aan – onder het mom van een eerlijk inkijkje in een getroebleerde geest en allemaal van dat soort clichés. Neerslachtige beat, gekwelde tekst, na een paar verses er een strijkkwartje onder knallen en klaar is Kees. Op zich val ik daar wel voor, maar dat blijft niet heel lang leuk.
Het grootste kritiekpunt hangt samen met die Ye-achtige vibe: het is zo’n verdomd onevenwichtige plaat. Van iemand die zulke hoogstaande, evenwichtige albums heeft gemaakt (hoewel ook To Pimp a Butterfly zijn rommelige kantjes had), is die schommelende kwaliteit moeilijk te verteren. Dat intro van ‘Savior’ emmert te lang door; ‘Rich Spirit’ is te navelstaarderig; ‘Die Hard’ en ‘Mirror’ zijn te gemakzuchtige nummers die ondanks de conflicterende gevoelens die eruit spreken, wel erg gevaarlijk tegen heppiedepeppie-poprap aanschurken.
Daar staan absoluut briljante nummers tegenover, van vertrouwd Lamar-niveau, maar die zijn deze keer behoorlijk in de minderheid. ‘United in Grief’ en ‘We Cry Together’ zijn heel sterk, maar vooral ‘Mother I Sober’ en ‘Auntie Diaries’ springen eruit. Die twee nummers laten de Lamar horen die ik ontzettend bewonder: gelaagde teksten, zonder hapklare boodschappen, waar je dagen over na kunt denken. Bovendien voegt hij echt belangrijke thema’s – seksueel misbruik en homo- en transfobie, ook specifiek binnen de zwarte gemeenschap – toe aan zijn vaste onderwerpen. Daarmee diept hij zijn thematiek echt verder uit.
Dat brengt me weer bij een laatste punt dat me dwarszit: Kung-Fu Kenny doet deze keer nauwelijks iets nieuws. Hij wil heel Mr. Morale & The Big Steppers ophangen aan een therapeutische sessie in muziekvorm, maar zijn vorige albums waren ook al lange biechten. Zijn gecompliceerde relatie tot God, tot zijn publiek, tot de media, tot zichzelf: hij heeft het er allang over gehad. Dat hij nu zijn eigen gezin heeft, dat is inderdaad nieuw, maar thematisch legt dat te weinig gewicht in de schaal om van een echt grote vernieuwing te spreken. Al met al bewijst deze plaat helaas waar ik al een beetje bang voor was, maar waarvan ik heel goed wist dat het er een keer van moest komen: een Kendrick Lamar-album dat niet wederom ijzersterk of zelfs ronduit briljant is, maar al met al gewoonweg best goed. Ik weet dat hij niet mijn redder is, maar ik had stiekem toch meer van hem verwacht.
Kevin Ayers - Rainbow Takeaway (1978)

4,0
0
geplaatst: 9 juli 2009, 21:01 uur
Kevin Ayers is ex-lid van The Soft Machine en bevindt zich muzikaal zo ongeveer tussen Syd Barrett en David Bowie in, hoewel dat niet helemaal eerlijk is om te vergelijken, aangezien Kevin in dezelfde tijd op kwam. Het zit voornamelijk in de fantasievolle arrangenten en vooral de vriendelijke gekte van de vroege Pink Floyd. Paranoïde junkie (zo, nog een Burroughs-titel genoemd!) ontboezemingen over octopussen en ratten blijven achterwege, wat wel zo fijn is op zo'n opgeruimd plaatje.
Hier is het geluid erg toegankelijk, sommige nummers hadden zo op Radio Gelderland gekund, mits naar 2 a 3 minuten gebracht en ontdaan van allerhande gekke geluiden. Ik lul niet, ik hoor dergelijke nummers geregeld langskomen, zoals die ook hier op vinyl zijn geperst. Alleen neemt Kevin wel eens een pilletje of een flinke pretsigaret. Nooit te veel natuurlijk, voor je het weet ga je bij je moeder wonen en cactussen kweken.
Favorieten zijn het spiegedelische voortdenderende "A View from the Mountain", waarin allerlei flipperkastengeluiden opborrelen. Afsluiter en andere favoriet "Hat Song" is akoestisch en draait om goede publieksparticipatie. Ondanks dat de tekst vast grappig is bedoeld, weet hij me ook te roeren. Dank je, Kevin.
"You say you like my shirt
My shirt
You say you like my hat
My hat
Oh but you never say you like me
Or something nice like that
What about me?
What about me?
What about me?
What about me?
Is it just an envelope that you can see?"
Hier is het geluid erg toegankelijk, sommige nummers hadden zo op Radio Gelderland gekund, mits naar 2 a 3 minuten gebracht en ontdaan van allerhande gekke geluiden. Ik lul niet, ik hoor dergelijke nummers geregeld langskomen, zoals die ook hier op vinyl zijn geperst. Alleen neemt Kevin wel eens een pilletje of een flinke pretsigaret. Nooit te veel natuurlijk, voor je het weet ga je bij je moeder wonen en cactussen kweken.
Favorieten zijn het spiegedelische voortdenderende "A View from the Mountain", waarin allerlei flipperkastengeluiden opborrelen. Afsluiter en andere favoriet "Hat Song" is akoestisch en draait om goede publieksparticipatie. Ondanks dat de tekst vast grappig is bedoeld, weet hij me ook te roeren. Dank je, Kevin.
"You say you like my shirt
My shirt
You say you like my hat
My hat
Oh but you never say you like me
Or something nice like that
What about me?
What about me?
What about me?
What about me?
Is it just an envelope that you can see?"
Kraantje Pappie - Crane (2012)

3,0
0
geplaatst: 15 mei 2012, 12:05 uur
Over het al dan niet subtiel zijn van Kraantje Pappie's muziek is al veel gezegd, dus mocht iemand Crane opzetten, hoort-ie al gewaarschuwd te zijn dat Kraantje geen Slug is en dat de hele boel wat aan de platte kant is. Dat maakt niet uit, een beetje plat op zijn tijd is ook amusant. Het probleem met Crane is dat het ergens behoorlijk tweeslacht is.
Diggy Dex heb ik na z'n overigens amusante zomerhit een hele tijd links laten liggen omdat hij opvolger 'De Laatste Plaat' bij het vreselijke tv-programma De BZT-Show kwam rappen. Wie niet met dit programma bekend is, houden zo. Maar ja, dan wordt het automatisch kinderhiphop eigenlijk, ondanks dat het over uitgaan gaat, is het een leuk liedje dat je bijvoorbeeld aan het einde van de alcoholvrije disco zou kunnen draaien. En Kraantje Pappie geeft me ongeveer net zo’n gevoel: dit is hiphop voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud, ondanks de vieze woordjes die Kraantje er doorheen gooit. ‘Jij trekt jezelf op die Hentai-seks’, zijn we al gechoqueerd?
Dat wil nog niet zeggen dat het matigheid troef is. Het wat kinderlijke karakter dat er toch wel doorschemert, dat vind ik vervelend, het platte kan ik wel mee leven. Ik bedoel, ik vind Porky’s nog steeds grappig. Daarnaast vind ik ‘Zijn Rug Stinkt’ een prachtige titel, echt. De rest van de tekst gaat compleet naast me heen, maar die titel, geweldig. En ‘Bootycall’ is zo lomp en plat dat het gewoon tof wordt; het beeld van een pussy die kan squirten als een Uzi staat me nog altijd bij.
Nu verwacht ik ook niet dat Kraantje Pappie op de opvolger van Crane opeens aan storytelling over gebroken gezinnen, de keerzijdes van alcoholisme en het immigrantenbeleid van de VS gaat rappen, dat we allemaal kunnen roepen ‘Volwassener!’ en ‘Groeiplaat!’, maar toch. Lomp is best leuk, maar dan moet je het ook goed doen en Crane bevat net iets te weinig echt goede lompe nummers om hoger te scoren dan een krappe voldoende.
Diggy Dex heb ik na z'n overigens amusante zomerhit een hele tijd links laten liggen omdat hij opvolger 'De Laatste Plaat' bij het vreselijke tv-programma De BZT-Show kwam rappen. Wie niet met dit programma bekend is, houden zo. Maar ja, dan wordt het automatisch kinderhiphop eigenlijk, ondanks dat het over uitgaan gaat, is het een leuk liedje dat je bijvoorbeeld aan het einde van de alcoholvrije disco zou kunnen draaien. En Kraantje Pappie geeft me ongeveer net zo’n gevoel: dit is hiphop voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud, ondanks de vieze woordjes die Kraantje er doorheen gooit. ‘Jij trekt jezelf op die Hentai-seks’, zijn we al gechoqueerd?
Dat wil nog niet zeggen dat het matigheid troef is. Het wat kinderlijke karakter dat er toch wel doorschemert, dat vind ik vervelend, het platte kan ik wel mee leven. Ik bedoel, ik vind Porky’s nog steeds grappig. Daarnaast vind ik ‘Zijn Rug Stinkt’ een prachtige titel, echt. De rest van de tekst gaat compleet naast me heen, maar die titel, geweldig. En ‘Bootycall’ is zo lomp en plat dat het gewoon tof wordt; het beeld van een pussy die kan squirten als een Uzi staat me nog altijd bij.
Nu verwacht ik ook niet dat Kraantje Pappie op de opvolger van Crane opeens aan storytelling over gebroken gezinnen, de keerzijdes van alcoholisme en het immigrantenbeleid van de VS gaat rappen, dat we allemaal kunnen roepen ‘Volwassener!’ en ‘Groeiplaat!’, maar toch. Lomp is best leuk, maar dan moet je het ook goed doen en Crane bevat net iets te weinig echt goede lompe nummers om hoger te scoren dan een krappe voldoende.
Krezip - Best Of (2008)

0,5
0
geplaatst: 3 juli 2009, 21:07 uur
Vreschelijk lelijke muziek dit. Schimpele schoolbanddeuntjesch. U kent het wel, zangersch schudt ruig met haar hoofd en houdt ondertusschen de microfoon naascht zich, onderwijl ze wild met haar benen schudt. Asschertieve vrouwen"rock", vrouwen mt een mening, zoalsch dat ze hun vriendje uit hun bed willen trappen, want het isch een klootzak. Prachtig gevangen in tekschten van puber-niveau Engelsch.
Wat overigensch ergerlijk isch, isch het feit dat dit schijtgroepje door isch gebroken met een prachtig ontroerende ballade, incluschief piano en pubertekscht. Daarom moeten er meer van zulke nummersch gemaakt worden, want dan schoren ze misschien wel hitsch. Zachtjesch en navoelbaar, want het moet ontroeren uiteraard. Het huilen schtaat mij nader dan lachen moet ik toegeven, maar zo isch het vascht niet bedoelt.
Wat doet men verder? Innoveren door met The Killersch te flirten, en als iets wel een kutband isch, afgezonderd van Krezip zelf, isch dat dusch The Killersch wel. Plug It and Turn Me On isch dan ook een kutnummer van hier tot Tokio. Dieptegang is een viesch woord voor deze opportunischtische vakkenvullersch, bekruipt mij dan.
Erg dat ze geschtopt zijn? Zet de pausch geregeld een naald heroïne in zijn arm, in de kleedkamer van Madonna?
Wat overigensch ergerlijk isch, isch het feit dat dit schijtgroepje door isch gebroken met een prachtig ontroerende ballade, incluschief piano en pubertekscht. Daarom moeten er meer van zulke nummersch gemaakt worden, want dan schoren ze misschien wel hitsch. Zachtjesch en navoelbaar, want het moet ontroeren uiteraard. Het huilen schtaat mij nader dan lachen moet ik toegeven, maar zo isch het vascht niet bedoelt.
Wat doet men verder? Innoveren door met The Killersch te flirten, en als iets wel een kutband isch, afgezonderd van Krezip zelf, isch dat dusch The Killersch wel. Plug It and Turn Me On isch dan ook een kutnummer van hier tot Tokio. Dieptegang is een viesch woord voor deze opportunischtische vakkenvullersch, bekruipt mij dan.
Erg dat ze geschtopt zijn? Zet de pausch geregeld een naald heroïne in zijn arm, in de kleedkamer van Madonna?
Krezip - Plug It In (2007)

1,0
1
geplaatst: 14 november 2010, 12:30 uur
Tja, moest er hiervoor vooral slappe post-grunge en punkpop gespeeld worden (van het soort waarbij de zangeres met haar hoofd op en neer schudt en dat ook met de microfoon doet als ze niet zingt, hoe ruig!), afgewisseld door zeikballads van hier tot Tokio: Krezip maakte hier een muzikale groei door.
Afijn, die klote-ballads zijn er nog steeds, All My Life is bijvoorbeeld al zwakker dan een weekdier met zinnen als "Does it ever get any better or will I feel this way the rest of my life?" Hoe integer! Tekstuele zwakte is hier wederom troef, ook al zijn ze muzikaal voor een deel een andere kant op gegaan. Jaja, u leest het goed, Krezip herhaalt het trucje van gedistorte gitaren (hoe ruig!), veel te zwaar ingemixte bas (hoe ruig!) en "stoere" zinnetjes als "I want you out of my bed" niet eens meer.
Nu houd ik julllie in spanning, maar hier komt het: Nirvana en Green Day zijn aan de kant gezet, maar het waren deze keer The Killers en The Strokes! "Laten we maar indie gaan doen, nu niemand meer op punkpop zit te wachten. Waren we eigenlijk al niet laat met dat geluid in 2000? En hadden we dat misschien beter niet door kunnen zetten tot 2005?" Jaja, uit 2007 stamt dit gedrocht, waarin The Killers een jaar eerder al flink door de mand waren gevallen met hun tweede album, en The Strokes, zijn we die al niet vergeten sinds datzelfde jaar, met de toevoeging dat ze toch niet meer zo goed werden als eerst?
Jaja, de eerste, heel gedurfde en suggestieve, single is zo van Zeh Killerts gejat, terwijl in Easy Way Out De Strooks anno 2001 na worden gedaan. Bovendien, kun je iemand die destijds 25 was serieus nemen als ze blijft volhouden dat ze zo "bored" is? Kun je überhaupt iemand serieus nemen die na haar twintigste nog schrijft alsof ze twaalf is? Volkomen reactionair, dit compleet overschatte muziekgroepje. Ik moet dan denken aan Anouk (ook weer zo'n zo-geheten "no-hoper") die zich afvraagt waarom ze niet doorbreekt in de Verenigde Staten. Omdat er in de VS al veel te veel van dit soort muziek is, die hebben dan ook dit muzikale equivalenten van de Big Mac uitgevonden.
Afijn, die klote-ballads zijn er nog steeds, All My Life is bijvoorbeeld al zwakker dan een weekdier met zinnen als "Does it ever get any better or will I feel this way the rest of my life?" Hoe integer! Tekstuele zwakte is hier wederom troef, ook al zijn ze muzikaal voor een deel een andere kant op gegaan. Jaja, u leest het goed, Krezip herhaalt het trucje van gedistorte gitaren (hoe ruig!), veel te zwaar ingemixte bas (hoe ruig!) en "stoere" zinnetjes als "I want you out of my bed" niet eens meer.
Nu houd ik julllie in spanning, maar hier komt het: Nirvana en Green Day zijn aan de kant gezet, maar het waren deze keer The Killers en The Strokes! "Laten we maar indie gaan doen, nu niemand meer op punkpop zit te wachten. Waren we eigenlijk al niet laat met dat geluid in 2000? En hadden we dat misschien beter niet door kunnen zetten tot 2005?" Jaja, uit 2007 stamt dit gedrocht, waarin The Killers een jaar eerder al flink door de mand waren gevallen met hun tweede album, en The Strokes, zijn we die al niet vergeten sinds datzelfde jaar, met de toevoeging dat ze toch niet meer zo goed werden als eerst?
Jaja, de eerste, heel gedurfde en suggestieve, single is zo van Zeh Killerts gejat, terwijl in Easy Way Out De Strooks anno 2001 na worden gedaan. Bovendien, kun je iemand die destijds 25 was serieus nemen als ze blijft volhouden dat ze zo "bored" is? Kun je überhaupt iemand serieus nemen die na haar twintigste nog schrijft alsof ze twaalf is? Volkomen reactionair, dit compleet overschatte muziekgroepje. Ik moet dan denken aan Anouk (ook weer zo'n zo-geheten "no-hoper") die zich afvraagt waarom ze niet doorbreekt in de Verenigde Staten. Omdat er in de VS al veel te veel van dit soort muziek is, die hebben dan ook dit muzikale equivalenten van de Big Mac uitgevonden.
Kristin Hersh - Hips and Makers (1994)

4,0
0
geplaatst: 14 augustus 2011, 17:31 uur
Soms is het (de naam van) de producer die eigenlijk net expliciteert wat je al aan het vermoeden was, maar nog niet helemaal zo kon benoemen. Zo is het debuutalbum van Kristin Hersh, bekend (of is dat in dit geval een groot woord?) van Throwing Muses, geproduceerd door Lenny Kaye, die we natuurlijk kennen als de gitarist van Patti Smith. Daarnaast heeft de beste man gewerkt met R.E.M., dat gastzanger Michael Stipe uitleent om van het trieste "Your Ghost" een kippenvelmoment te maken.
Meneer Kaye heeft ook het debuutalbum van Suzanne Vega geproduceerd; een elpee waar ik al eerder de loftrompet over stak. Zie hier de formule "Hips and Makers" in het kort: een kruising tussen Patti Smith en Suzanne Vega. Patti's stem klinkt erg door in de wat "hardere" nummers als "Me and My Charms". Suzanne's metaforengerichte, bij vlagen erg tedere, maar wel wat excentrieke poëzie met licht-verontrustend ondertoontje, komt dan weer om het hoekje kijken bij liefelijke, maar wel wat verontrustende liedjes als "Houdini Blues" (oh love, don't you put me in a box) en mijn favoriete liedje op deze cd, het werkelijk waar prachtige "Beestung", het enige pianonummer op het album. De tekst waaiert uit en blijft tegelijkertijd compact, met een enorme beeldende kracht.
Vanwege het vrij kale karakter van de meeste liedjes (meestal alleen één stem, akoestische gitaar en cello, soms aangevuld met lichte percussie of subtiele orgeltoetsen) is het soms even doorbijten, want vijftig minuten is zeker in het begin een wat lange zit. Langzaam ontvouwt zich echter een bij vlagen echt prachtig album, waarbij ik de wat mindere momenten graag door de vingers zie.
Meneer Kaye heeft ook het debuutalbum van Suzanne Vega geproduceerd; een elpee waar ik al eerder de loftrompet over stak. Zie hier de formule "Hips and Makers" in het kort: een kruising tussen Patti Smith en Suzanne Vega. Patti's stem klinkt erg door in de wat "hardere" nummers als "Me and My Charms". Suzanne's metaforengerichte, bij vlagen erg tedere, maar wel wat excentrieke poëzie met licht-verontrustend ondertoontje, komt dan weer om het hoekje kijken bij liefelijke, maar wel wat verontrustende liedjes als "Houdini Blues" (oh love, don't you put me in a box) en mijn favoriete liedje op deze cd, het werkelijk waar prachtige "Beestung", het enige pianonummer op het album. De tekst waaiert uit en blijft tegelijkertijd compact, met een enorme beeldende kracht.
Start with your fingers
They finger the change
That carries me home in our evening
You're beestung there...
Press your palm to your snow-coated thought cage
That carries me over your thinking
You're beestung there...
Between the tall buildings
Are snow-coated alleys
Between us is nothing but grace
Snow rides the wind down
And drives past the window
Falling all over your face
They finger the change
That carries me home in our evening
You're beestung there...
Press your palm to your snow-coated thought cage
That carries me over your thinking
You're beestung there...
Between the tall buildings
Are snow-coated alleys
Between us is nothing but grace
Snow rides the wind down
And drives past the window
Falling all over your face
Vanwege het vrij kale karakter van de meeste liedjes (meestal alleen één stem, akoestische gitaar en cello, soms aangevuld met lichte percussie of subtiele orgeltoetsen) is het soms even doorbijten, want vijftig minuten is zeker in het begin een wat lange zit. Langzaam ontvouwt zich echter een bij vlagen echt prachtig album, waarbij ik de wat mindere momenten graag door de vingers zie.
Kubus & Rico - DMT (2011)
Alternatieve titel: De Muziek Trip

4,5
0
geplaatst: 4 december 2011, 18:50 uur
Dimethyltryptamine, of DMT, heeft bij velen geleid tot een werkelijk fysieke hallucinatie waarin het eigen doodgaan beleefd zou worden. Deze ‘ego-dood’ heeft vaak louterende gevolgen voor de gebruiker, omdat hij zich verbonden en opgenomen voelt door de kosmos. De link met de titel van de plaat die Kubus & Rico afgeleverd hebben, is evident.
Het titelnummer, rond een drumcomputer en hallucinatieve synthesizer opgebouwd, getuigt ook van een dergelijk kosmisch expressionisme. Naast een opsomming van planeten (die ‘veels te ver/te ver voor velen’ zijn), klankassociaties als ‘Joe Cocker rockt op de snowvlokken’, wordt de zinsnede ‘afkick van de opkikkers’ ook regelmatig herhaald. DMT staat hier dan ook niet voor dimethyltryptamine, maar voor De Muziek Trip op dit album. Ook ‘Repelsteeltje’ rekent af met drugsgebruik: het mannetje Repelsteeltje staat in dit nummer symbool voor zowel de effecten van de drugs, als de verslaving zelf. Evenwel wordt er in de twist grondig afgerekend met Repelsteeltje.
Zo steken de teksten van Rico afwisselend helder, duidelijk allegorisch of vrij wazig in elkaar. Enerzijds barst opener ‘Vrij’ uit elkaar van de associaties op basis van klank, semantiek en net-niet-rijm-maar-het-rijmt-toch, op een prettig bevrijdende manier. De bragtrack ‘My Level’ die er op volgt, is ook volgens een dergelijk procedé opgebouwd, maar dan met een wat meer omlijnde inhoud. De coda van het nummer is overigens ronduit episch, echt.
‘Repelsteeltje’ is dan weer vrij duidelijk, doch gelaagd, zoals ik al opmerkte en in ‘De Lift’ wordt Rico vrij expliciet. Zijn tekst hier steekt toch sterk in elkaar: zijn beknopte situatietekeningen waarin hij echte ellende naast luxeproblemen plaatst (krottenwijk/koptelefoon kraakt aan de rechterkant, borstkanker/stil moeten staan voor de haaientanden) is schrijnend in zijn eenvoud. Daarna krijgen we een stukje gesproken woord over een spookhuis, dat ook weer goed in elkaar steekt. Dit wordt opgevolgd door een schets vanuit een tbs-kliniek, met referenties aan One Flew Over the Cuckoo’s Nest. De opbouw steekt sterk in elkaar: het begint paranoïde (Rico zet zijn ‘Elektrostress’-bibberstemmetje weer op) en gaat via associatieve hallucinaties naar loutering: ‘TBS, uit mijn neus vreten, aan mijn aars krabben/lekker theezetten, lekker theezetten’.
Voor wie niet meegeteld heeft: ik heb nu zeven nummers tekstueel behandeld. Er staan er 21 op de cd. Als er al een probleem is met DMT is het de diversiteit. Naast de wijduiteenlopende tekstuele radius, iets dat ik net hopelijk duidelijk gemaakt hebt, is er ook muzikaal een weinig homogeen geheel. Elders is de link met Madvillainy al gelegd en al moet ik dat album nog checken (zorg er dan voor dat-ie voor een redelijke prijs verkrijgbaar is), ik kan me er wel wat bij voorstellen. Een ware, organisch in elkaar overvloeiende hiphopsuite is het niet geworden. Het is eerder een aaneenschakeling van pompende electro- en techno-invloeden, tripperige nummers, iets te ver doorgeschoten experimenten als ‘Zeepbubbel’, korte instrumentals en semi-dadaïstische humor.
Vervelend is dit echter niet. Tot en met ‘Antoinette’ (we zijn dan bij nummer zestien aangekomen) is het namelijk een ijzersterke plaat, ondanks dat ik de instrumentals toch wat flauw vindt. ‘Dubber’ is nog wel aardige Spielerei met een reggae-riffje, maar de laatste vijf nummers zijn toch echt van aanzienlijk lagere kwaliteit. Zonde. De bonte verzameling die daaraan voorafgaat is echter van zo’n niveau én plezier dat de score toch doorslaat naar een ruime voldoende.
Het titelnummer, rond een drumcomputer en hallucinatieve synthesizer opgebouwd, getuigt ook van een dergelijk kosmisch expressionisme. Naast een opsomming van planeten (die ‘veels te ver/te ver voor velen’ zijn), klankassociaties als ‘Joe Cocker rockt op de snowvlokken’, wordt de zinsnede ‘afkick van de opkikkers’ ook regelmatig herhaald. DMT staat hier dan ook niet voor dimethyltryptamine, maar voor De Muziek Trip op dit album. Ook ‘Repelsteeltje’ rekent af met drugsgebruik: het mannetje Repelsteeltje staat in dit nummer symbool voor zowel de effecten van de drugs, als de verslaving zelf. Evenwel wordt er in de twist grondig afgerekend met Repelsteeltje.
Zo steken de teksten van Rico afwisselend helder, duidelijk allegorisch of vrij wazig in elkaar. Enerzijds barst opener ‘Vrij’ uit elkaar van de associaties op basis van klank, semantiek en net-niet-rijm-maar-het-rijmt-toch, op een prettig bevrijdende manier. De bragtrack ‘My Level’ die er op volgt, is ook volgens een dergelijk procedé opgebouwd, maar dan met een wat meer omlijnde inhoud. De coda van het nummer is overigens ronduit episch, echt.
‘Repelsteeltje’ is dan weer vrij duidelijk, doch gelaagd, zoals ik al opmerkte en in ‘De Lift’ wordt Rico vrij expliciet. Zijn tekst hier steekt toch sterk in elkaar: zijn beknopte situatietekeningen waarin hij echte ellende naast luxeproblemen plaatst (krottenwijk/koptelefoon kraakt aan de rechterkant, borstkanker/stil moeten staan voor de haaientanden) is schrijnend in zijn eenvoud. Daarna krijgen we een stukje gesproken woord over een spookhuis, dat ook weer goed in elkaar steekt. Dit wordt opgevolgd door een schets vanuit een tbs-kliniek, met referenties aan One Flew Over the Cuckoo’s Nest. De opbouw steekt sterk in elkaar: het begint paranoïde (Rico zet zijn ‘Elektrostress’-bibberstemmetje weer op) en gaat via associatieve hallucinaties naar loutering: ‘TBS, uit mijn neus vreten, aan mijn aars krabben/lekker theezetten, lekker theezetten’.
Voor wie niet meegeteld heeft: ik heb nu zeven nummers tekstueel behandeld. Er staan er 21 op de cd. Als er al een probleem is met DMT is het de diversiteit. Naast de wijduiteenlopende tekstuele radius, iets dat ik net hopelijk duidelijk gemaakt hebt, is er ook muzikaal een weinig homogeen geheel. Elders is de link met Madvillainy al gelegd en al moet ik dat album nog checken (zorg er dan voor dat-ie voor een redelijke prijs verkrijgbaar is), ik kan me er wel wat bij voorstellen. Een ware, organisch in elkaar overvloeiende hiphopsuite is het niet geworden. Het is eerder een aaneenschakeling van pompende electro- en techno-invloeden, tripperige nummers, iets te ver doorgeschoten experimenten als ‘Zeepbubbel’, korte instrumentals en semi-dadaïstische humor.
Vervelend is dit echter niet. Tot en met ‘Antoinette’ (we zijn dan bij nummer zestien aangekomen) is het namelijk een ijzersterke plaat, ondanks dat ik de instrumentals toch wat flauw vindt. ‘Dubber’ is nog wel aardige Spielerei met een reggae-riffje, maar de laatste vijf nummers zijn toch echt van aanzienlijk lagere kwaliteit. Zonde. De bonte verzameling die daaraan voorafgaat is echter van zo’n niveau én plezier dat de score toch doorslaat naar een ruime voldoende.
Kubus & Sticks - Microphone Colossus 2 (2012)

3,5
0
geplaatst: 15 januari 2012, 22:26 uur
Wat een vervelende plaat is Microphone Colossus eigenlijk geworden; wat dat betreft had Sticks gelijk. Het resultaat is evengoed ook een album dat bij vlagen erg genietbaar is. Sticks blijft op vrijwel elk vlak, op variatie in flows misschien na, achter op z’n maatje Rico, maar hij weet zich hier goed te redden. Toch ligt de vergelijking met DMT natuurlijk op de loer en ik ga ‘m gelijk maar maken: zo goed als dat album is dit tussendoortje niet, maar het had slechter gekund.
Kubus’ biets zijn op dit album wat industriëler en gruiziger, vergeleken met het materiaal waarop hij Rico vorig jaar liet spitten. Die producties hadden een vrij clean synthgeluid, met meer house- en technoinvloeden dan wat op MC2 gebeurt. Het geluid is hier veel vervormder en ruwer, wat meer aansluit bij de wat lossere en nonchalante Sticks. Hier zit ook wel een beetje het probleem: Rico en Delic zijn ware perfectionisten, terwijl Sticks alles zo snel mogelijk af wil handelen. Het lijkt wel of Sticks zo binnen Opgezwolle ook net wat meer moeite doet en net wat toffere resultaten aflevert.
Zelf is Kubus volgens mij ook zeer productief en weinig perfectionistisch (edoch zonder onverantwoord gebrek aan zelfkritiek). Het lijkt er op dat meneer zich het er ook wat gemakkelijk van af heeft gemaakt: ‘Hoop voor Terug’ klinkt muzikaal als het bastaardkind van ’s mans eigen biet voor ‘DMT’ (het nummer bedoel ik dan) en Madvillains ‘Accordion’. ‘Recalcitrant’ is dan weer een regelrechte kruising tussen ‘Zeepbubbel’ (zie wederom DMT) en de soundtrack van Pacman.
Toch steekt er in de meeste instrumentals, hoe vies, vervormd en industrieel ze ook zijn, een bepaalde schwung. Het is zeker geen vermomde funk, maar uiteindelijk zit er toch iets in dat op een bepaalde manier toch vrij onweerstaanbaar is. Dat belooft nog heel wat voor het project KRS-One later dit jaar.
Kubus’ biets zijn op dit album wat industriëler en gruiziger, vergeleken met het materiaal waarop hij Rico vorig jaar liet spitten. Die producties hadden een vrij clean synthgeluid, met meer house- en technoinvloeden dan wat op MC2 gebeurt. Het geluid is hier veel vervormder en ruwer, wat meer aansluit bij de wat lossere en nonchalante Sticks. Hier zit ook wel een beetje het probleem: Rico en Delic zijn ware perfectionisten, terwijl Sticks alles zo snel mogelijk af wil handelen. Het lijkt wel of Sticks zo binnen Opgezwolle ook net wat meer moeite doet en net wat toffere resultaten aflevert.
Zelf is Kubus volgens mij ook zeer productief en weinig perfectionistisch (edoch zonder onverantwoord gebrek aan zelfkritiek). Het lijkt er op dat meneer zich het er ook wat gemakkelijk van af heeft gemaakt: ‘Hoop voor Terug’ klinkt muzikaal als het bastaardkind van ’s mans eigen biet voor ‘DMT’ (het nummer bedoel ik dan) en Madvillains ‘Accordion’. ‘Recalcitrant’ is dan weer een regelrechte kruising tussen ‘Zeepbubbel’ (zie wederom DMT) en de soundtrack van Pacman.
Toch steekt er in de meeste instrumentals, hoe vies, vervormd en industrieel ze ook zijn, een bepaalde schwung. Het is zeker geen vermomde funk, maar uiteindelijk zit er toch iets in dat op een bepaalde manier toch vrij onweerstaanbaar is. Dat belooft nog heel wat voor het project KRS-One later dit jaar.