Hier kun je zien welke berichten Slowgaze als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.
Damien Rice - O (2002)

4,0
0
geplaatst: 7 april 2013, 18:44 uur
Enerzijds wordt Damien Rice geregeld aangehaald als voorbeeld van een erg gladde singer-songwriter, anderzijds wordt hij vaak erg emotionerend en authentiek genoemd. O valt voor mij ergens tussen twee polen, want de eerste helft van het album is toch echt te gepolijst en soms zelfs een beetje generiek. ‘The Blower’s Daughter’ en ‘Cannonball’ zijn toch twee vrij generieke nummers waarin zeker tekstuele scherpte ontbreekt. ‘A stone told me to fly’ is nog een mooie vondst, maar ‘Love told me to lie / Life told me to die’ zijn toch echt wel heel flauw. Eenzelfde vlieger gaat ook op voor ‘Older Chests’, want de flauwe algemene wijsheden in het refrein contrasteren erg onprettig met de interessante coupletten.
De eerste helft is gelukkig zeker niet geheel verwaarloosbaar, want ‘Delicate’ trekt de luisteraar langzaam, maar dwingend het album in en ‘Volcano’ is wat mij betreft na ‘The Animals Were Gone’ Damiens mooiste nummer. De prominente strijkers hadden soms wel wat minder gemogen, zeker in een verder mooi liedje als ‘Amie’ waarin het liedje volgehangen wordt met vreemde sfeergeluiden (gitaarfeedback?), maar in de refreinen weer een zoete wolk strijkers over het nummer komt hangen. Na ‘Amie’ volgt echter het heel sterke, enigszins Waitsiaanse ‘Cheers Darlin’’, waarin Damien zich van een wat excentriekere kant toont. Het dronken walsje komt heerlijk traag op gang, om naar een climax te werken. Hier stapt Damien erg mooi van het geijkte singer-songwriterpad af, net als in de andere nummers op de tweede helft.
O bevalt me ook stukken beter als Damien zijn buitenissigere kant laat zien. Ofschoon ik weinig van de bombast bent en zeker niet als het op singer-songwriters aankomt, zijn het koor in ‘Cold Water’ en de operazangeres in ‘Eskimo’ gouden vondsten. Na ‘Eskimo’ volgen maar liefst drie(!) verborgen tracks, die erg sterk zijn. ‘Prague’ is dreigend georkestreerd en daarna wordt ‘Silent Night’ omgebouwd tot een weerbarstig liefdesliedje. ‘Woman Like a Man’ is echter de sterkste verborgen track: een schuimbekkende Damien Rice heeft het over ‘You wanna get fucked inside out’. Het is een dergelijke intensiteit die op de eerste helft vaak ontbreekt, maar hier voor een geweldige uitsmijter zorgt.
De eerste helft is gelukkig zeker niet geheel verwaarloosbaar, want ‘Delicate’ trekt de luisteraar langzaam, maar dwingend het album in en ‘Volcano’ is wat mij betreft na ‘The Animals Were Gone’ Damiens mooiste nummer. De prominente strijkers hadden soms wel wat minder gemogen, zeker in een verder mooi liedje als ‘Amie’ waarin het liedje volgehangen wordt met vreemde sfeergeluiden (gitaarfeedback?), maar in de refreinen weer een zoete wolk strijkers over het nummer komt hangen. Na ‘Amie’ volgt echter het heel sterke, enigszins Waitsiaanse ‘Cheers Darlin’’, waarin Damien zich van een wat excentriekere kant toont. Het dronken walsje komt heerlijk traag op gang, om naar een climax te werken. Hier stapt Damien erg mooi van het geijkte singer-songwriterpad af, net als in de andere nummers op de tweede helft.
O bevalt me ook stukken beter als Damien zijn buitenissigere kant laat zien. Ofschoon ik weinig van de bombast bent en zeker niet als het op singer-songwriters aankomt, zijn het koor in ‘Cold Water’ en de operazangeres in ‘Eskimo’ gouden vondsten. Na ‘Eskimo’ volgen maar liefst drie(!) verborgen tracks, die erg sterk zijn. ‘Prague’ is dreigend georkestreerd en daarna wordt ‘Silent Night’ omgebouwd tot een weerbarstig liefdesliedje. ‘Woman Like a Man’ is echter de sterkste verborgen track: een schuimbekkende Damien Rice heeft het over ‘You wanna get fucked inside out’. Het is een dergelijke intensiteit die op de eerste helft vaak ontbreekt, maar hier voor een geweldige uitsmijter zorgt.
David Bowie - The Next Day (2013)

3,5
0
geplaatst: 17 maart 2014, 21:02 uur
Cees van Rees beschrijft in zijn artikel ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek’ hoe literatuurcritici steeds meer overeenstemming bereiken over de eigenschappen van het werk van de besproken auteur. Dit leidt vaak tot napraterij. Werkimmanente eigenschappen spelen volgens Van Rees immers nauwelijks een rol, maar de reputatie van de auteur en die van de critici die eerder werk bespraken, zijn bepalend. Toen David Bowie na tien jaar een nieuw album uitbracht, waren de recensies lovend. Vijf sterren waren geen uitzondering. Toen ik The Next Day zelf kocht en ongeveer een week lang dagelijks beluisterde, moest ik aan het einde van die week sterk aan Van Rees’ artikel denken.
Een betere titel voor The Next Day was Bowie plays Bowie geweest, want dat is wat hij doet: David Bowie zijn, alsof hij een consensus met zichzelf bereikt heeft waar David Bowie eigenlijk voor staat. Dat is niet de kameleonistische zanger die zichzelf in het verleden keer op keer opnieuw uitvond en nu weer met een heel ander geluid aan komt zetten, maar iemand die zijn carrière door heeft genomen en zijn nieuwe album daar zo ongeveer op baseert. Zo’n beetje alles op The Next Day doet sterk denken aan eerder werk van Bowie zelf, of van artiesten waar hij nauw bij betrokken was.
Het begint met het lompe, vormloze titelnummer waarin Bowies glamrockperiode aan het geluid van Lodger wordt gekoppeld. Het overtuigt niet, in tegenstelling tot ‘Dirty Boys’, dat zo op The Idiot van Iggy Pop had kunnen staan. ‘Where Are We Now’ is een vrij typische Bowie-ballad, evenals ‘You Feel So Lonely You Could Die’. In het eerste nummer kijkt Bowie terug op zijn periode in Berlijn, het tweede is naar een regel uit ‘Heartbreak Hotel’ van Elvis genoemd. Hoezo The Next Day? Bowie is constant aan het terugkijken.
Dat is niet zozeer het probleem met de plaat. Mijns inziens is het jammerder dat het album sterk overhelt naar de glamkant. Dat levert een aantal flauwe rockers op, alsof Bowie vooral Bowie wil zijn voor al zijn fans van middelbare leeftijd, met verwassen bandshirts en ongewassen, lange, grijze haren. ‘(You Will) Set the World on Fire’ is wat dat betreft een dieptepunt. Het is kritiek die ook in recensies geuit is, maar ja, het is Bowie, dus kreeg hij alsnog vijf sterren. Zo bont wil ik het zeker niet maken.
Natuurlijk ga ik nu reacties krijgen als ‘Zo negatief en je geeft toch 3,5 ster?’ en ‘Bowie hoeft zichzelf niet meer te bewijzen’. Ik wil beide tegenargumenten graag ontkrachten. 3,5 ster staat gelijk aan een zeventje, omdat ‘Where Are We Now’, ‘Dirty Boys’ en ook het fraaie ‘The Heat’ gewoon heel sterk zijn. Ook ‘Love is Lost’ mag er zeker zijn. Het compenseert het zesjesrockwerk wel. Een zeventje is evenwel wel erg mager als het van een grootse comeback te spreken, en laten wel zijn, voor Bowie is een zeventje als rapportcijfer ook een beetje teleurstellend.
En hoeft Bowie zich niet meer te bewijzen? Als hij gewoon door was gegaan met degelijke albums maken, zesjes en zeventjes, was dit de zoveelste in de reeks geweest van een muzikant die gewoon een beetje lui is geworden. Nu wordt het gepresenteerd als een grootse comeback, terwijl het album eerlijk gezegd gewoon klinkt alsof Bowie jaren door heeft zitten pruttelen en andere degelijke albums heeft zitten maken. Het is jammer dat een artiest die zoveel stijlen uit heeft geprobeerd en nooit te beroerd is geweest om aansluiting te zoeken bij nieuwe muziekgenres als new wave, disco en drum ’n bass, zichzelf herhaalt. Bowie hangt graag rond met Arcade Fire, dus waarom geen flirt met hun geluid? Bowie heeft zijn bewondering voor Frank Ocean geuit, dus waarom geen mooie r&b-plaat? In mijn ogen zou dit een echte Bowie zijn geweest als hij zichzelf opnieuw had uitgevonden.
Ik snap ook wel dat er mensen zijn die het fijn vinden dat Bowie gewoon doet wat je van hem zou verwachten, dat zeker hoor. Maar aan de andere kant: ik zou het zelf ontzettend jammer vinden als Kanye West, qua kameleonistisch gedrag, vernieuwingsdrang, schijnbaar peilloze creativiteit en supersterstatus eigenlijk de David Bowie van nu, in 2045 terugkeert naar het geluid van zijn debuut The College Dropout? Zal ik zeggen dat dat mag, omdat The College Dropout nu eenmaal een klassieker is en West zichzelf al ruimschoots bewezen heeft, of zal ik lichtelijk teleurgesteld zijn omdat hij zichzelf niet opnieuw uitgevonden heeft en is gaan doen wat een groot deel van zijn fans van hem verwacht? Het laatste scenario lijkt me heel wat plausibeler.
Een betere titel voor The Next Day was Bowie plays Bowie geweest, want dat is wat hij doet: David Bowie zijn, alsof hij een consensus met zichzelf bereikt heeft waar David Bowie eigenlijk voor staat. Dat is niet de kameleonistische zanger die zichzelf in het verleden keer op keer opnieuw uitvond en nu weer met een heel ander geluid aan komt zetten, maar iemand die zijn carrière door heeft genomen en zijn nieuwe album daar zo ongeveer op baseert. Zo’n beetje alles op The Next Day doet sterk denken aan eerder werk van Bowie zelf, of van artiesten waar hij nauw bij betrokken was.
Het begint met het lompe, vormloze titelnummer waarin Bowies glamrockperiode aan het geluid van Lodger wordt gekoppeld. Het overtuigt niet, in tegenstelling tot ‘Dirty Boys’, dat zo op The Idiot van Iggy Pop had kunnen staan. ‘Where Are We Now’ is een vrij typische Bowie-ballad, evenals ‘You Feel So Lonely You Could Die’. In het eerste nummer kijkt Bowie terug op zijn periode in Berlijn, het tweede is naar een regel uit ‘Heartbreak Hotel’ van Elvis genoemd. Hoezo The Next Day? Bowie is constant aan het terugkijken.
Dat is niet zozeer het probleem met de plaat. Mijns inziens is het jammerder dat het album sterk overhelt naar de glamkant. Dat levert een aantal flauwe rockers op, alsof Bowie vooral Bowie wil zijn voor al zijn fans van middelbare leeftijd, met verwassen bandshirts en ongewassen, lange, grijze haren. ‘(You Will) Set the World on Fire’ is wat dat betreft een dieptepunt. Het is kritiek die ook in recensies geuit is, maar ja, het is Bowie, dus kreeg hij alsnog vijf sterren. Zo bont wil ik het zeker niet maken.
Natuurlijk ga ik nu reacties krijgen als ‘Zo negatief en je geeft toch 3,5 ster?’ en ‘Bowie hoeft zichzelf niet meer te bewijzen’. Ik wil beide tegenargumenten graag ontkrachten. 3,5 ster staat gelijk aan een zeventje, omdat ‘Where Are We Now’, ‘Dirty Boys’ en ook het fraaie ‘The Heat’ gewoon heel sterk zijn. Ook ‘Love is Lost’ mag er zeker zijn. Het compenseert het zesjesrockwerk wel. Een zeventje is evenwel wel erg mager als het van een grootse comeback te spreken, en laten wel zijn, voor Bowie is een zeventje als rapportcijfer ook een beetje teleurstellend.
En hoeft Bowie zich niet meer te bewijzen? Als hij gewoon door was gegaan met degelijke albums maken, zesjes en zeventjes, was dit de zoveelste in de reeks geweest van een muzikant die gewoon een beetje lui is geworden. Nu wordt het gepresenteerd als een grootse comeback, terwijl het album eerlijk gezegd gewoon klinkt alsof Bowie jaren door heeft zitten pruttelen en andere degelijke albums heeft zitten maken. Het is jammer dat een artiest die zoveel stijlen uit heeft geprobeerd en nooit te beroerd is geweest om aansluiting te zoeken bij nieuwe muziekgenres als new wave, disco en drum ’n bass, zichzelf herhaalt. Bowie hangt graag rond met Arcade Fire, dus waarom geen flirt met hun geluid? Bowie heeft zijn bewondering voor Frank Ocean geuit, dus waarom geen mooie r&b-plaat? In mijn ogen zou dit een echte Bowie zijn geweest als hij zichzelf opnieuw had uitgevonden.
Ik snap ook wel dat er mensen zijn die het fijn vinden dat Bowie gewoon doet wat je van hem zou verwachten, dat zeker hoor. Maar aan de andere kant: ik zou het zelf ontzettend jammer vinden als Kanye West, qua kameleonistisch gedrag, vernieuwingsdrang, schijnbaar peilloze creativiteit en supersterstatus eigenlijk de David Bowie van nu, in 2045 terugkeert naar het geluid van zijn debuut The College Dropout? Zal ik zeggen dat dat mag, omdat The College Dropout nu eenmaal een klassieker is en West zichzelf al ruimschoots bewezen heeft, of zal ik lichtelijk teleurgesteld zijn omdat hij zichzelf niet opnieuw uitgevonden heeft en is gaan doen wat een groot deel van zijn fans van hem verwacht? Het laatste scenario lijkt me heel wat plausibeler.
De Staat - Machinery (2011)

3,5
0
geplaatst: 10 mei 2011, 20:55 uur
Ach, De Staat, da's ook weer zoiets. Torre Florim riep allemaal gekke dingen als "Party Party" en nog meer overbodig Engels, maar soit, toen had ik me al door een blonde engel laten overhalen om deze cd te kopen, ik zou korting krijgen zo. Niet dat ze het zelf wat vond: toen het optreden aanving in een niet nader te noemen cd-winkel te Arnhem ging ze even naar een niet nader te noemen tweedehandsboekwinkel in dezelfde stad.
En dan zat ik eigenlijk na die wat tegenvallende set met die cd opgescheept. Gelukkig dat De Staat meer een studiocreatie blijkt te zijn, want productioneel en qua arrangementen steekt alles gewoon goed in elkaar. Het machinale is wat zwaarder aangezet met meer synths en samples (autotoeters in "Ah, I See" bijvoorbeeld). Ten opzichte van de ook alleraardigste voorganger is het rootsy karakter wat minder, en neigt het meer naar iets dat sommigen "industrieëler" zouden noemen.
Een voorbeeld hiervan is "Old Macdonald Don't Have No Farm No More". Nu zijn de enige blanken die zulke dubbele ontkenningen en verkeerde werkwoordsvormen mogen toepassen William Faulkner en John Berryman. Florre valt ook best wel door de mand hier met z'n dunne stemmetje. Muzikaal is het ook zo subtiel als "Party Party" roepen, maar het idee is best aardig: een soort kruising tussen een worksong (zo eentje die men vroeger zong onder het katoen plukken; dit is trouwens niet racistisch bedoeld) en "Z.N.S." van Einstürzende Neubauten.
Het gaat hier om ritme zoals vele recensenten voor mij al aangegeven hebben. Het is geen groovy monster of iets van die strekking, maar de liedjes zijn gewoon prettig ritmisch. De naar Sprechgesang neigende vocalen van "Sweatshop" geven het liedje iets dwingends mee. Het liedje zelf is verder knap dichtgemetseld met een zware riff, synthesizer er bij, een ware baksteen van geluid. Ook "Psycho Disco" is log en ritmisch: er zit bijna een soort foute jaren 90-housebiet in, maar dan met live-instrumentatie gespeeld. U raadt het al: subtiliteit is ver te zoeken.
De langzamere nummers zijn trouwens ook weinig diepgaand. "I'll Never Marry You" is een leuke Roy Orbinson-imitatie op z'n Staats, maar blijft wat plat. Hetzelfde geldt voor het dreigende "Keep Me Home"; er wordt meer diepgang gesuggereerd dan er te vinden is. Ook Prince wordt overigens even nagedaan: probeer bij de wat geforceerde kopstem van "I'm a Rat" eens aan iets anders dan die gillende, kleine geilbal te denken.
En stiekem is het allerleukste liedje zo dom als het zitvlak van Kelly Bundy: "Serial Killer" kent ronduit debiele zinnen als "I'm a ghost from an other town/I'm the king with the darkest crown" (kan zo in de agenda van een gothicmeisje van 14), maar het refrein is gewoon leuk: "Seeriàl killûh on de loes-ûh". Vreselijk accent, domme tekst, maar daarom niet minder leuk. Dat ontbreekt er soms aan op de rest van het album: ondanks de productie die zeker in orde is valt er gewoon net iets te vaak net niet genoeg plezier te beleven aan de liedjes omdat echte opwinding (daarvoor probeert u maar "Grinderman 2", "Relationship of Command" of "The Eternal") te vaak uitblijft.
En dan zat ik eigenlijk na die wat tegenvallende set met die cd opgescheept. Gelukkig dat De Staat meer een studiocreatie blijkt te zijn, want productioneel en qua arrangementen steekt alles gewoon goed in elkaar. Het machinale is wat zwaarder aangezet met meer synths en samples (autotoeters in "Ah, I See" bijvoorbeeld). Ten opzichte van de ook alleraardigste voorganger is het rootsy karakter wat minder, en neigt het meer naar iets dat sommigen "industrieëler" zouden noemen.
Een voorbeeld hiervan is "Old Macdonald Don't Have No Farm No More". Nu zijn de enige blanken die zulke dubbele ontkenningen en verkeerde werkwoordsvormen mogen toepassen William Faulkner en John Berryman. Florre valt ook best wel door de mand hier met z'n dunne stemmetje. Muzikaal is het ook zo subtiel als "Party Party" roepen, maar het idee is best aardig: een soort kruising tussen een worksong (zo eentje die men vroeger zong onder het katoen plukken; dit is trouwens niet racistisch bedoeld) en "Z.N.S." van Einstürzende Neubauten.
Het gaat hier om ritme zoals vele recensenten voor mij al aangegeven hebben. Het is geen groovy monster of iets van die strekking, maar de liedjes zijn gewoon prettig ritmisch. De naar Sprechgesang neigende vocalen van "Sweatshop" geven het liedje iets dwingends mee. Het liedje zelf is verder knap dichtgemetseld met een zware riff, synthesizer er bij, een ware baksteen van geluid. Ook "Psycho Disco" is log en ritmisch: er zit bijna een soort foute jaren 90-housebiet in, maar dan met live-instrumentatie gespeeld. U raadt het al: subtiliteit is ver te zoeken.
De langzamere nummers zijn trouwens ook weinig diepgaand. "I'll Never Marry You" is een leuke Roy Orbinson-imitatie op z'n Staats, maar blijft wat plat. Hetzelfde geldt voor het dreigende "Keep Me Home"; er wordt meer diepgang gesuggereerd dan er te vinden is. Ook Prince wordt overigens even nagedaan: probeer bij de wat geforceerde kopstem van "I'm a Rat" eens aan iets anders dan die gillende, kleine geilbal te denken.
En stiekem is het allerleukste liedje zo dom als het zitvlak van Kelly Bundy: "Serial Killer" kent ronduit debiele zinnen als "I'm a ghost from an other town/I'm the king with the darkest crown" (kan zo in de agenda van een gothicmeisje van 14), maar het refrein is gewoon leuk: "Seeriàl killûh on de loes-ûh". Vreselijk accent, domme tekst, maar daarom niet minder leuk. Dat ontbreekt er soms aan op de rest van het album: ondanks de productie die zeker in orde is valt er gewoon net iets te vaak net niet genoeg plezier te beleven aan de liedjes omdat echte opwinding (daarvoor probeert u maar "Grinderman 2", "Relationship of Command" of "The Eternal") te vaak uitblijft.
Dear Mr Man - Art Gallery for the Blind (2012)

3,0
0
geplaatst: 26 april 2012, 16:10 uur
Dear Mr Man heeft last van waar Sven Hammond Soul ook last van heeft: an sich goede instrumentatie, maar de vocale inbreng is tenenkrommend. Nu moet ik alvast zeggen dat Sven Hammond Soul een stuk groovier is, om maar eens een vreselijk woord te gebruiken, en wijselijk genoeg de meeste nummers instrumentaal zijn. Dear Mr Man heeft echter een vaste zanger en die zanger denkt dat hij Prince is. Kijk, dan moet je het al niet vertrouwen. Soul heeft het menneke ook absoluut niet.
Hoe ik het me voorstel is dat de gitarist, toetsenist en drummer (de Doors-opstelling; de toetsenist doet ook de baspartijen) het heel leuk vonden om samen te spelen en dat ze graag soul en funk na wilden doen, terwijl ze eigenlijk gewoon diep van binnen een rockband zijn. Omdat ze geen van allen leadzang wilden doen, heeft een vriend van hen aangeboden om te zingen. De rest had allang zoiets van, oké, is goed, dan doen wij de achtergrondzang.
Dit is allemaal hypothetisch, behalve dat stuk van de opstelling natuurlijk, maar ik denk dat het zo ergens gegaan is. De muzikanten zijn vaardig, maar er ontbreekt spanning en ook een eigen gezicht. Opener ‘Subliminal’ is bijvoorbeeld al een dun doorslagje van Waylons ‘Wicked Ways’, dat volgens ook weer ergens van gejat is. Dat ze geen bassist hebben vind ik ook al een flink minpunt; dat had de boel een stuk meer schwung kunnen geven. Die is er helaas niet, maar er is wel die zanger en die zanger komt live nog erger over dan-ie hier klinkt. Dood- en doodzonde is dat.
Hoe ik het me voorstel is dat de gitarist, toetsenist en drummer (de Doors-opstelling; de toetsenist doet ook de baspartijen) het heel leuk vonden om samen te spelen en dat ze graag soul en funk na wilden doen, terwijl ze eigenlijk gewoon diep van binnen een rockband zijn. Omdat ze geen van allen leadzang wilden doen, heeft een vriend van hen aangeboden om te zingen. De rest had allang zoiets van, oké, is goed, dan doen wij de achtergrondzang.
Dit is allemaal hypothetisch, behalve dat stuk van de opstelling natuurlijk, maar ik denk dat het zo ergens gegaan is. De muzikanten zijn vaardig, maar er ontbreekt spanning en ook een eigen gezicht. Opener ‘Subliminal’ is bijvoorbeeld al een dun doorslagje van Waylons ‘Wicked Ways’, dat volgens ook weer ergens van gejat is. Dat ze geen bassist hebben vind ik ook al een flink minpunt; dat had de boel een stuk meer schwung kunnen geven. Die is er helaas niet, maar er is wel die zanger en die zanger komt live nog erger over dan-ie hier klinkt. Dood- en doodzonde is dat.
Death Grips - Exmilitary (2011)

3,5
0
geplaatst: 14 april 2012, 22:26 uur
Death Grips brengt een interessante mix van Wu-Tangachtige hiphop en wat hardere electronica. In nummers als opener 'Beware' trekt MC Ride de aandacht direct naar zich toe door flink te schreeuwen als een ODB uit de hel. 's mans vocale inbreng weet vreemd genoeg wel de hele plaat te boeien.
Ook muzikaal zit het dus absoluut wel snor. Naast 'Beware' (lang uitgesmeerde gitaarviezigheid, trompet) is vooral ook 'Culture Shock' (electronica, Bowie-sample) erg sterk. De rockelementen (heerlijke sample uit 'Interstellar Overdrive') tillen 'I Want It I Need It' ook naar een hoger niveau; had ik eigenlijk niet verwacht nu ik nogal klaar ben met die eeuwige elektrische gitaar.
Toch heb ik ook wat kanttekeningen bij de plaat. Een klein beetje meer variatie bij MC Ride zou fijn zijn; featurings zouden ook wel werken (iemand van de Wu-Tang Clan wellicht?) en muzikaal is het soms net te schetsmatig uitgewerkt. De zorgvuldige uitwerking bij een aantal nummers komt bij zeker niet altijd naar voren. Desondanks maakt deze mixtape wel heel, heel benieuwd naar het album dat dit jaar uitkomt, want de belofte is er absoluut.
Ook muzikaal zit het dus absoluut wel snor. Naast 'Beware' (lang uitgesmeerde gitaarviezigheid, trompet) is vooral ook 'Culture Shock' (electronica, Bowie-sample) erg sterk. De rockelementen (heerlijke sample uit 'Interstellar Overdrive') tillen 'I Want It I Need It' ook naar een hoger niveau; had ik eigenlijk niet verwacht nu ik nogal klaar ben met die eeuwige elektrische gitaar.
Toch heb ik ook wat kanttekeningen bij de plaat. Een klein beetje meer variatie bij MC Ride zou fijn zijn; featurings zouden ook wel werken (iemand van de Wu-Tang Clan wellicht?) en muzikaal is het soms net te schetsmatig uitgewerkt. De zorgvuldige uitwerking bij een aantal nummers komt bij zeker niet altijd naar voren. Desondanks maakt deze mixtape wel heel, heel benieuwd naar het album dat dit jaar uitkomt, want de belofte is er absoluut.
Deftones - Adrenaline (1995)

4,0
0
geplaatst: 31 augustus 2015, 22:48 uur
Solide debuut, Adrenaline, dat weinig onderdoet voor de rest van het Deftones-oeuvre. Op Around the Fur en Koi No Yokan heb ik al hun platen op vier sterren staan; die twee platen op 4,5. Daarop is de boog constant gespannen, en op andere Deftonesplaten zakken de nummers soms wat in. Op Adrenaline is het niet veel anders. Deze plaat mist de bizar vette uitschieters op latere platen (‘Hexagram’, ‘Knife Prty’, ‘Diamond Eyes’, ‘Pink Cellphone’ bijvoorbeeld), maar heeft wel een aantal vrij sterke nummers, een geslaagde esthetiek (en daarmee het begin van het Deftonesgeluid) en de juiste hoeveelheid energie.
In ‘Bored’ horen we al de karakteristieke combinatie van Stephen Carpenters zware riffs en Chino Moreno’s slepende, dromerige zang. Die combinatie domineert het grootste deel van de plaat, en wordt op de volgende platen steeds beter uitgewerkt. De shoegazing- en electronica-invloeden zijn nog ver weg, alleen Moreno’s stem doet aan new wave en dreampop denken. Zodra die niet-metalinvloeden sterker uitgewerkt worden wint Deftones aan waardering bij mij, en dat geldt eigenlijk ook voor de latere albums; liever ‘Teenager’ en ‘Digital Bath’ dan ‘Korea’ en ‘Elite’ bijvoorbeeld. Die ‘puurdere’ metalkant vind ik gewoon een stuk minder volwassen, en dat geldt ook voor Adrenaline, dat ver af staat van de inventieve, volwassen kant van Deftones die ik zo waardeer. Maar op de een of andere manier staat Adrenaline me absoluut aan, misschien juist omdat-ie in beukstand blijft staan en zodra de fucks je om de oren vliegen in ‘7 Words’, is het eigenlijk best fissa.
In ‘Bored’ horen we al de karakteristieke combinatie van Stephen Carpenters zware riffs en Chino Moreno’s slepende, dromerige zang. Die combinatie domineert het grootste deel van de plaat, en wordt op de volgende platen steeds beter uitgewerkt. De shoegazing- en electronica-invloeden zijn nog ver weg, alleen Moreno’s stem doet aan new wave en dreampop denken. Zodra die niet-metalinvloeden sterker uitgewerkt worden wint Deftones aan waardering bij mij, en dat geldt eigenlijk ook voor de latere albums; liever ‘Teenager’ en ‘Digital Bath’ dan ‘Korea’ en ‘Elite’ bijvoorbeeld. Die ‘puurdere’ metalkant vind ik gewoon een stuk minder volwassen, en dat geldt ook voor Adrenaline, dat ver af staat van de inventieve, volwassen kant van Deftones die ik zo waardeer. Maar op de een of andere manier staat Adrenaline me absoluut aan, misschien juist omdat-ie in beukstand blijft staan en zodra de fucks je om de oren vliegen in ‘7 Words’, is het eigenlijk best fissa.
Deftones - Around the Fur (1997)

4,5
0
geplaatst: 23 september 2010, 10:58 uur
Laat ik ook maar eens een stukje typen: dit is gewoon een fantastische plaat. Niet meer, niet minder. Vooral met een flinke bas onder je speakers lijkt de productie zelfs een bizar reliëf te hebben, wat gekoppeld aan een goede dosis aggressie ontzettend goed werkt. Ik denk hierbij ook zeker aan de Sabotage-achtige basbreak in "Lotion", één van de vele albumhoogtepunten.
De andere kant van het spectrum is dan weer een nummer als "Mascara", het rustigste nummer op de cd. Op de momenten dat de muziek zo goed als helemaal wegvalt en alleen Chino's stem overblijft, dat zijn voor mij persoonlijk echt de emotionele hoogtepunten van de cd. Ook de ingehouden climax aan het einde is prachtig. Een nummer als "Be Quiet and Drive" valt ook meer in deze categorie; neem alleen al het intro dat gewoon The Cure ademt.
Het lijkt hier soms nog een beetje zoeken naar hoe de intensiteit gedoseerd moet worden, maar in MX worden beide kanten van Deftones glorieus gecombineerd. Gast eh... spreekster Annalynn Cunningham (familie van, mag ik aannemen?) praat zo verveeld door het nummer heen, dat je een typisch Amerikaanse, driftig kauwgom kauwende snol voor je ziet. Daarna wordt er naar de intense, instrumentale refreinpassages gewerkt waar een muur van gemanipuleerd geluid op wordt getrokken. Fenomenaal.
De andere kant van het spectrum is dan weer een nummer als "Mascara", het rustigste nummer op de cd. Op de momenten dat de muziek zo goed als helemaal wegvalt en alleen Chino's stem overblijft, dat zijn voor mij persoonlijk echt de emotionele hoogtepunten van de cd. Ook de ingehouden climax aan het einde is prachtig. Een nummer als "Be Quiet and Drive" valt ook meer in deze categorie; neem alleen al het intro dat gewoon The Cure ademt.
Het lijkt hier soms nog een beetje zoeken naar hoe de intensiteit gedoseerd moet worden, maar in MX worden beide kanten van Deftones glorieus gecombineerd. Gast eh... spreekster Annalynn Cunningham (familie van, mag ik aannemen?) praat zo verveeld door het nummer heen, dat je een typisch Amerikaanse, driftig kauwgom kauwende snol voor je ziet. Daarna wordt er naar de intense, instrumentale refreinpassages gewerkt waar een muur van gemanipuleerd geluid op wordt getrokken. Fenomenaal.
Deftones - Deftones (2003)

4,0
1
geplaatst: 15 juli 2015, 14:38 uur
De titelloze plaat is een nogal onderschat Deftones-album. Als ik in 2003 Deftones zou hebben gekocht, nadat ik eerder onder de indruk zou zijn geweest van Around the Fur en White Pony, zou ik vast ook teleurgesteld zijn geweest. Maar in 2007 leende ik Deftones bij de plaatselijke bibliotheek, en luisterde ik naar mijn eerste volledige Deftones-album, nadat ik al bekend was met verschillende losse nummers van de band (‘My Own Summer’ en ‘Back to School’ natuurlijk, maar ook ‘Minerva’). Waarom deze plaat? Omdat dit de enige Deftonesplaat bij de bieb was. Soms kan het zo gemakkelijk zijn.
Ondertussen zit ik al geruime tijd in een Deftones-fase, sinds ik voor een paar euro de B-Sides & Rarities kocht. Eerst nog over getwijfeld of ik dat wel zou doen, zo’n grote fan was ik niet. Ik was tot op dat punt niet verder gekomen dan de eerste twee platen, waarvan ik Around the Fur echt fantastisch vind en Adrenaline gewoon uitstekend, en de titelloze plaat dus die ik al jaren niet gehoord had, en had White Pony, dat te boek staat als dé klassieker van de band, nog niet gehoord. De verzameling new wave-covers (‘Wax and Wane’!) en flirts met triphop, droompop en shoegazing op B-Sides & Rarities deed me besluiten snel White Pony aan te schaffen, want wat een inventieve band was Deftones toch op die verzamelaar! White Pony bleek bij vlagen briljant te zijn (‘Digital Bath’, ‘Teenager’, ‘Knife Prty’), en bij vlagen mwoah (‘Street Carp’ en vooral de misser ‘Elite’). Maar afijn, de Deftones-fase ging verder en toen kwam ik toch weer bij Deftones uit.
Vergeleken met de softere, experimentelere kant van White Pony is Deftones een stap terug in de evolutie van de band. Vergeleken met de hardere/extravertere nummers van eerstgenoemde plaat, en die nummers vind ik daar toch echt de zwakke(re) broeders, is de titelloze een vooruitgang. Opener ‘Hexagram’ bijvoorbeeld is een fantastische, venijnige rammer, met twee refreinen: één met furieuze screams, en een wijds, shoegazingachtig refrein waarin Moreno’s slepende zang (toch wel een van de sterkste punten van de band) de hoofdrol opeist. ‘Minerva’, al eerder beschreven als een perfecte combinatie van metal en shoegazing, bouwt die kant van de band verder uit. De softe en de harde Deftones komen elkaar op een fraaie manier tegen. Dat gebeurt vaker op de titelloze plaat: ook ‘Deathblow’ (met fraaie mondharmonica) en ‘Moana’ hebben een likje shoegazing meegekregen.
Natuurlijk, Deftones is niet erg consistent, maar dat is, op Around the Fur na, met geen enkel ander Deftones-album dat ik ken het geval. De vaak op Adrenaline aansluitende metalnummers als ‘Bloody Cape’ en ‘Battle-Axe’ zijn nogal lomp en klinken oppervlakkig beluisterd niet al te intelligent, maar de songstructuren maken ze toch best boeiend. Ik moet alleen wel zin hebben om wat aandachtiger naar dat gebeuk te luisteren. In het hardere segment is ‘When Girls Telephone Boys’ wel een heel geslaagde zet. Je hoort op dat nummer trouwens ook weer wat een goede aanvulling Frank Delgado op de band is: die muur van vervormde telefoongeluiden kan niet anders dan uit zijn koker komen.
Als geheel is deze overwegend harde, metalgeoriënteerde plaat toch behoorlijk sterk: veel energie, veel bruutheid die goed aankomt, en als kers op de slagroom is het toch weer zo’n softe Fremdkörper die de show steelt: het claustrofobische, triphopperige ‘Lucky You’ is van een grote schoonheid en beklemming. Uiteindelijk heb ik toch nogal behoefte aan een softe, experimentele Deftones denk ik, zoiets als B-Sides & Rarities maar dan als studioalbum. Vandaar dat u mij binnenkort terugziet bij het eveneens onderschatte Saturday Night Wrist.
Ondertussen zit ik al geruime tijd in een Deftones-fase, sinds ik voor een paar euro de B-Sides & Rarities kocht. Eerst nog over getwijfeld of ik dat wel zou doen, zo’n grote fan was ik niet. Ik was tot op dat punt niet verder gekomen dan de eerste twee platen, waarvan ik Around the Fur echt fantastisch vind en Adrenaline gewoon uitstekend, en de titelloze plaat dus die ik al jaren niet gehoord had, en had White Pony, dat te boek staat als dé klassieker van de band, nog niet gehoord. De verzameling new wave-covers (‘Wax and Wane’!) en flirts met triphop, droompop en shoegazing op B-Sides & Rarities deed me besluiten snel White Pony aan te schaffen, want wat een inventieve band was Deftones toch op die verzamelaar! White Pony bleek bij vlagen briljant te zijn (‘Digital Bath’, ‘Teenager’, ‘Knife Prty’), en bij vlagen mwoah (‘Street Carp’ en vooral de misser ‘Elite’). Maar afijn, de Deftones-fase ging verder en toen kwam ik toch weer bij Deftones uit.
Vergeleken met de softere, experimentelere kant van White Pony is Deftones een stap terug in de evolutie van de band. Vergeleken met de hardere/extravertere nummers van eerstgenoemde plaat, en die nummers vind ik daar toch echt de zwakke(re) broeders, is de titelloze een vooruitgang. Opener ‘Hexagram’ bijvoorbeeld is een fantastische, venijnige rammer, met twee refreinen: één met furieuze screams, en een wijds, shoegazingachtig refrein waarin Moreno’s slepende zang (toch wel een van de sterkste punten van de band) de hoofdrol opeist. ‘Minerva’, al eerder beschreven als een perfecte combinatie van metal en shoegazing, bouwt die kant van de band verder uit. De softe en de harde Deftones komen elkaar op een fraaie manier tegen. Dat gebeurt vaker op de titelloze plaat: ook ‘Deathblow’ (met fraaie mondharmonica) en ‘Moana’ hebben een likje shoegazing meegekregen.
Natuurlijk, Deftones is niet erg consistent, maar dat is, op Around the Fur na, met geen enkel ander Deftones-album dat ik ken het geval. De vaak op Adrenaline aansluitende metalnummers als ‘Bloody Cape’ en ‘Battle-Axe’ zijn nogal lomp en klinken oppervlakkig beluisterd niet al te intelligent, maar de songstructuren maken ze toch best boeiend. Ik moet alleen wel zin hebben om wat aandachtiger naar dat gebeuk te luisteren. In het hardere segment is ‘When Girls Telephone Boys’ wel een heel geslaagde zet. Je hoort op dat nummer trouwens ook weer wat een goede aanvulling Frank Delgado op de band is: die muur van vervormde telefoongeluiden kan niet anders dan uit zijn koker komen.
Als geheel is deze overwegend harde, metalgeoriënteerde plaat toch behoorlijk sterk: veel energie, veel bruutheid die goed aankomt, en als kers op de slagroom is het toch weer zo’n softe Fremdkörper die de show steelt: het claustrofobische, triphopperige ‘Lucky You’ is van een grote schoonheid en beklemming. Uiteindelijk heb ik toch nogal behoefte aan een softe, experimentele Deftones denk ik, zoiets als B-Sides & Rarities maar dan als studioalbum. Vandaar dat u mij binnenkort terugziet bij het eveneens onderschatte Saturday Night Wrist.
Deftones - Diamond Eyes (2010)

4,0
0
geplaatst: 31 augustus 2015, 23:08 uur
Hoewel ik Deftones vaak wat wisselvallig uit de hoek vind komen, staan hun meeste platen hier toch op een solide vier sterren (op hun twee bescheiden meesterwerken na; twee keer 4,5). Diamond Eyes is echter verrassend consistent. Fantastisch openingsnummer weer, waarop die typische Deftonescombinatie van harde riffs en Moreno’s slepende zang weer net wat shoegazingesquer klinkt dan normaal. Op dat vrijwel perfecte nummer na mist de plaat echte uitschieters, al valt er genoeg te genieten, niet in de laatste plaats omdat er veel smakelijke nieuwe elementen toe zijn gevoegd.
Zo’n ritme als op ‘You’ve Seen the Butcher’ heb ik niet eerder op een Deftonesplaat gehoord, of die softere rockkant op het uitstekend opgebouwde ‘Beauty School’ (terwijl ik toch heel wat softe kanten van de band ken). ‘Sextape’ ligt ook wat in de lijn van ‘Beauty School’; mooi nummer. De hardere kant is ook weer goed vertegenwoordigd, met het redelijke ‘CMD/CTRL’ en het ronduit vieze en daarom zo toffe ‘Rocket Skates’, met een ouderwets krijsende Moreno. Ook vertrouwd is het ongemakkelijke ‘Prince’, dat qua ritmiek als een update van ‘RX Queen’ klinkt.
Diamond Eyes is een solide Deftonesplaat waarop de band vrij consistent klinkt. De vuist kan af en toe goed door de lucht gezwaaid worden, maar de beklemming is ook nog altijd aanwezig. Maar er ontbreekt één ding: echt heel vette nummers (op het titel- annex openingsnummer na, maar daar had ik het al over gehad). Gelukkig staan die wel op No Koi Yokan, met gemak de beste Deftonesplaat sinds het onvolprezen Around the Fur. Vandaar dat u me binnekort bij No Koi Yokan aan zult treffen, want ik moet daar toch echt even goed de loftrompet over steken.
Zo’n ritme als op ‘You’ve Seen the Butcher’ heb ik niet eerder op een Deftonesplaat gehoord, of die softere rockkant op het uitstekend opgebouwde ‘Beauty School’ (terwijl ik toch heel wat softe kanten van de band ken). ‘Sextape’ ligt ook wat in de lijn van ‘Beauty School’; mooi nummer. De hardere kant is ook weer goed vertegenwoordigd, met het redelijke ‘CMD/CTRL’ en het ronduit vieze en daarom zo toffe ‘Rocket Skates’, met een ouderwets krijsende Moreno. Ook vertrouwd is het ongemakkelijke ‘Prince’, dat qua ritmiek als een update van ‘RX Queen’ klinkt.
Diamond Eyes is een solide Deftonesplaat waarop de band vrij consistent klinkt. De vuist kan af en toe goed door de lucht gezwaaid worden, maar de beklemming is ook nog altijd aanwezig. Maar er ontbreekt één ding: echt heel vette nummers (op het titel- annex openingsnummer na, maar daar had ik het al over gehad). Gelukkig staan die wel op No Koi Yokan, met gemak de beste Deftonesplaat sinds het onvolprezen Around the Fur. Vandaar dat u me binnekort bij No Koi Yokan aan zult treffen, want ik moet daar toch echt even goed de loftrompet over steken.
Deftones - Koi No Yokan (2012)

4,5
1
geplaatst: 29 april 2016, 21:49 uur
Augustus 2015: ik zou snel eens over Koi No Yokan schrijven. April 2015: het wordt eens tijd. Gore staat inmiddels al ruim een week dagelijks op, en ook eerder werk wordt weer gedraaid; zo ook dit meesterwerk uit 2012. Wat een jaar trouwens met fantastisch werk van Kendrick Lamar, Fiona Apple, Frank Ocean en EL-P, en Deftones heeft een album gemaakt dat prima in dat rijtje past (en door al dat muzikale geweld heb ik dit album destijds over het hoofd gezien, maar dat is een terzijde).
Wat mij nog altijd ontzettend bevalt aan Deftones is de muzikale inventiviteit, zeker binnen haar eigen geluid. Dat Deftonesgeluid is heel typisch voor hen, al vanaf debuut Adrenaline (zo’n twintig jaar geleden; in 1995): metal die zowel heel bruut als heel dromerig en gewoonweg mooi is; harde riffs én Chino Moreno’s slepende zang. Op opvolger Around the Fur werd het palet uitgebreid met geluidsmanipulaties van toen nog gastmuzikant Frank Delgado, die een vast lid van de band werd en een steeds grotere rol kreeg, ook als toetsenist. Op White Pony, waar ik een soms wat moeizame relatie mee heb (maar later eens meer daarover, bij dat album) trad een soort versplintering op: én de prachtige triphop van ‘Teenager’, én de zwakke, ongenuanceerde metal van ‘Elite’. Daarna volgden een hoofdzakelijk metalgericht album, en daarna eentje waarop opvallend Pink Floyd-achtig werk af werd gewisseld met minder interessant hard werk.
En daarna kwam Diamond Eyes, de eerste plaat met Sergio Vega als nieuwe bassist. Het was een opvallend consistente plaat, in de zin van dat ze niet geplaagd werd door de wisselvalligheid van de vorige drie albums. Op het titelnummer en ‘Beauty School’ na waren er geen uitschieters, en er waren wat mindere broeders als ‘This Place is Death’, maar dat was niet onoverkomelijk. Wat belangrijker was en is: het album is een soort blauwdruk voor de Deftones-formule 2.0: metal, shoegazing, die hard-zacht-dynamiek, Delgado die een steeds belangrijkere rol krijgt. En nu, nu gaan we het toch eens over Koi No Yokan hebben: daar is die formule op heel hoog niveau uitgewerkt.
Enige punt van kritiek is dat ik Moreno’s slepende refreinen soms wat vermoeid vind klinken; hetzelfde kritiekpunt heb ik trouwens ook op voorganger en (de overigens heel sterke) opvolger. Maar verder is er veel te genieten: Delgado’s toetsenpartijen zijn prominenter tevoren, en soms hoor je zijn synthesizernoten door de gitaarmuren heen prikken. Mooi. Het geluid is me soms wat te gecomprimeerd (hoe zeg je dat?), er is iets te weinig ruimte, de instrumenten worden wat op elkaar geperst (zie wederom voorgaande album en dat daarna), en bij minder actief luisteren kan dat tot enige eenvormigheid leiden. Maar dat is toch schijn: dit is de Grote Integrerende Plaat. Weg versplintering van White Pony of Saturday Night Wrist, hallo elf nummers waarin veel, erg veel van waar de band op die albums mee flirtte op is verwerkt.
Wat levert dat in de praktijk op? Prachtige, slepende nummers die van hoogtepunt naar hoogtepunt gaan. ‘Entombed’ is, in weerwil van de titel, een wijds nummer waarin de band zeker in het refrein bijna het luchtruim lijkt te kiezen; van claustrofobie is geen sprake. ‘Graphic Nature’ is uptempo-Joy Division, door een metalband gespeeld. 'Rosemary' gaat van heel zacht naar heel hard, maar heel vloeiend: de harde riff waar het nummer mee eindigt lijkt niet uit de lucht te vallen, maar logisch uit de opbouw te vloeien. Zulke fantastische nummers getuigen allemaal van een grote beheersing en inventiviteit.
Het mooiste is misschien nog wel 'Goon Squad', waarin alles dat Deftones zo goed maakt samenkomt: een slepend refrein, harde riffs, Delgado die een muur van gemanipuleerde geluiden optrekt (ik kreeg er ‘MX’-flashbacks van). Probeer daar eens overheen te komen. Het lukt niet helemaal met ‘What Happened To You’, maar een waardige afsluiter is dat zeker; het laatste nummer op een plaat die je stil achterlaat.
Wat mij nog altijd ontzettend bevalt aan Deftones is de muzikale inventiviteit, zeker binnen haar eigen geluid. Dat Deftonesgeluid is heel typisch voor hen, al vanaf debuut Adrenaline (zo’n twintig jaar geleden; in 1995): metal die zowel heel bruut als heel dromerig en gewoonweg mooi is; harde riffs én Chino Moreno’s slepende zang. Op opvolger Around the Fur werd het palet uitgebreid met geluidsmanipulaties van toen nog gastmuzikant Frank Delgado, die een vast lid van de band werd en een steeds grotere rol kreeg, ook als toetsenist. Op White Pony, waar ik een soms wat moeizame relatie mee heb (maar later eens meer daarover, bij dat album) trad een soort versplintering op: én de prachtige triphop van ‘Teenager’, én de zwakke, ongenuanceerde metal van ‘Elite’. Daarna volgden een hoofdzakelijk metalgericht album, en daarna eentje waarop opvallend Pink Floyd-achtig werk af werd gewisseld met minder interessant hard werk.
En daarna kwam Diamond Eyes, de eerste plaat met Sergio Vega als nieuwe bassist. Het was een opvallend consistente plaat, in de zin van dat ze niet geplaagd werd door de wisselvalligheid van de vorige drie albums. Op het titelnummer en ‘Beauty School’ na waren er geen uitschieters, en er waren wat mindere broeders als ‘This Place is Death’, maar dat was niet onoverkomelijk. Wat belangrijker was en is: het album is een soort blauwdruk voor de Deftones-formule 2.0: metal, shoegazing, die hard-zacht-dynamiek, Delgado die een steeds belangrijkere rol krijgt. En nu, nu gaan we het toch eens over Koi No Yokan hebben: daar is die formule op heel hoog niveau uitgewerkt.
Enige punt van kritiek is dat ik Moreno’s slepende refreinen soms wat vermoeid vind klinken; hetzelfde kritiekpunt heb ik trouwens ook op voorganger en (de overigens heel sterke) opvolger. Maar verder is er veel te genieten: Delgado’s toetsenpartijen zijn prominenter tevoren, en soms hoor je zijn synthesizernoten door de gitaarmuren heen prikken. Mooi. Het geluid is me soms wat te gecomprimeerd (hoe zeg je dat?), er is iets te weinig ruimte, de instrumenten worden wat op elkaar geperst (zie wederom voorgaande album en dat daarna), en bij minder actief luisteren kan dat tot enige eenvormigheid leiden. Maar dat is toch schijn: dit is de Grote Integrerende Plaat. Weg versplintering van White Pony of Saturday Night Wrist, hallo elf nummers waarin veel, erg veel van waar de band op die albums mee flirtte op is verwerkt.
Wat levert dat in de praktijk op? Prachtige, slepende nummers die van hoogtepunt naar hoogtepunt gaan. ‘Entombed’ is, in weerwil van de titel, een wijds nummer waarin de band zeker in het refrein bijna het luchtruim lijkt te kiezen; van claustrofobie is geen sprake. ‘Graphic Nature’ is uptempo-Joy Division, door een metalband gespeeld. 'Rosemary' gaat van heel zacht naar heel hard, maar heel vloeiend: de harde riff waar het nummer mee eindigt lijkt niet uit de lucht te vallen, maar logisch uit de opbouw te vloeien. Zulke fantastische nummers getuigen allemaal van een grote beheersing en inventiviteit.
Het mooiste is misschien nog wel 'Goon Squad', waarin alles dat Deftones zo goed maakt samenkomt: een slepend refrein, harde riffs, Delgado die een muur van gemanipuleerde geluiden optrekt (ik kreeg er ‘MX’-flashbacks van). Probeer daar eens overheen te komen. Het lukt niet helemaal met ‘What Happened To You’, maar een waardige afsluiter is dat zeker; het laatste nummer op een plaat die je stil achterlaat.
Deftones - Saturday Night Wrist (2006)

4,0
0
geplaatst: 22 juli 2015, 22:51 uur
Zoals ik al eerder aangaf bij de titelloze Deftones-plaat, had ik nogal een behoefte aan een plaat van hen die je als soft en experimenteel zou kunnen omschrijven. Gelukkig zag ik iemand die woorden gebruiken bij een album van deze band, bij Saturday Night Wrist om precies te zijn, en nog gelukkiger voldoet de plaat voor een groot deel ook aan die omschrijving.
De manco’s van de vorige twee platen gelden in zekere mate nog voor Saturday Night Wrist: de plaat is wat wisselvallig, het niveau blijft niet over de gehele linie hoog, en vooral de hardere nummers zijn wat zwak. ‘Rapture’ mist de finesse van een vergelijkbaar nummer als ‘Hexagram’, en ‘Rats!Rats!Rats!’ wordt vooral gered door het fraaie refrein. Beide nummers klinken toch erg als nogal geforceerde pogingen om fans die metal willen horen tegemoet te komen. Gelukkig is buiten die plaat, en wat andere mindere broeders, veel moois te vinden.
En met dat moois bedoel ik bijvoorbeeld ‘Hole in the Earth’, de ijzersterke opener. Sowieso, hoe sterk zijn de Deftones-openingsnummers eigenlijk? ‘Hole in the Earth’ kan zich meten met die andere ijzersterke openingszetten: ‘Hexagram’ en ‘My Own Summer’. Wat ook heel mooi is: de uitgerekte nummers als ‘Cherry Waves’ en ‘Beware’: vrij langzaam, uitgesponnen werk, dat bij vlagen ook opvallend venijnig uit de hoek kan komen. Bob Ezrin, onder meer bekend van zijn werk met Pink Floyd, produceerde deze plaat, en waarschijnlijk komt het door zijn aanwezigheid dat veel van de plaat een flinke invloed van psychedelische rock laat horen. Pink Floyd op de Deftones-manier, daar is wat mij betreft wel wat voor te zeggen als passende omschrijving. Weinig distortion, een ruimtelijk geluid, dromerigheid en atmosfeer staan voorop. De emotie komt er niet op een lompe manier uit, maar implicieter, indirecter, maar is tegelijkertijd te aanwezig om mis te kunnen lopen. Er is zelfs ruimte voor een instrumentaal nummer.
Maar het allermooiste van de hele plaat vind ik eigenlijk wel ‘Pink Cellphone’, weer zo’n claustrofobische triphopflirt als ‘Luck You’ (en in mindere mate van beklemming: ‘Teenager’). Annie Hardy vervult een vergelijkbare rol als Annalynn Cunningham op Around the Fur, en de combinatie van haar gepraat, Chino’s stem, de triphopbeat én de klamme gitaren maken van ‘Pink Cellphone’ wel echt een ijzersterk stukje muziek. Het is de kers op een wederom wat wisselvallig, maar uiteindelijk weer ruimschoots overtuigende Deftones-plaat. En nu wordt het toch tijd dat ik de laatste twee albums eens aan ga schaffen en beluisteren.
De manco’s van de vorige twee platen gelden in zekere mate nog voor Saturday Night Wrist: de plaat is wat wisselvallig, het niveau blijft niet over de gehele linie hoog, en vooral de hardere nummers zijn wat zwak. ‘Rapture’ mist de finesse van een vergelijkbaar nummer als ‘Hexagram’, en ‘Rats!Rats!Rats!’ wordt vooral gered door het fraaie refrein. Beide nummers klinken toch erg als nogal geforceerde pogingen om fans die metal willen horen tegemoet te komen. Gelukkig is buiten die plaat, en wat andere mindere broeders, veel moois te vinden.
En met dat moois bedoel ik bijvoorbeeld ‘Hole in the Earth’, de ijzersterke opener. Sowieso, hoe sterk zijn de Deftones-openingsnummers eigenlijk? ‘Hole in the Earth’ kan zich meten met die andere ijzersterke openingszetten: ‘Hexagram’ en ‘My Own Summer’. Wat ook heel mooi is: de uitgerekte nummers als ‘Cherry Waves’ en ‘Beware’: vrij langzaam, uitgesponnen werk, dat bij vlagen ook opvallend venijnig uit de hoek kan komen. Bob Ezrin, onder meer bekend van zijn werk met Pink Floyd, produceerde deze plaat, en waarschijnlijk komt het door zijn aanwezigheid dat veel van de plaat een flinke invloed van psychedelische rock laat horen. Pink Floyd op de Deftones-manier, daar is wat mij betreft wel wat voor te zeggen als passende omschrijving. Weinig distortion, een ruimtelijk geluid, dromerigheid en atmosfeer staan voorop. De emotie komt er niet op een lompe manier uit, maar implicieter, indirecter, maar is tegelijkertijd te aanwezig om mis te kunnen lopen. Er is zelfs ruimte voor een instrumentaal nummer.
Maar het allermooiste van de hele plaat vind ik eigenlijk wel ‘Pink Cellphone’, weer zo’n claustrofobische triphopflirt als ‘Luck You’ (en in mindere mate van beklemming: ‘Teenager’). Annie Hardy vervult een vergelijkbare rol als Annalynn Cunningham op Around the Fur, en de combinatie van haar gepraat, Chino’s stem, de triphopbeat én de klamme gitaren maken van ‘Pink Cellphone’ wel echt een ijzersterk stukje muziek. Het is de kers op een wederom wat wisselvallig, maar uiteindelijk weer ruimschoots overtuigende Deftones-plaat. En nu wordt het toch tijd dat ik de laatste twee albums eens aan ga schaffen en beluisteren.
Delars - Enter Space. Press Escape. (2011)

3,5
0
geplaatst: 31 maart 2011, 19:58 uur
Prima instrumentale hiphop van Delars. Het openingsnummer begint sterk: een mooie pianomelodie die na een tijdje wegvalt, waarna de piano na een korte pauze terugkomt mét een biet er onder.
Helaas gebeuren dit soort dingetjes soms net wat te weinig, want de biets (of bieten) zijn in orde, maar willen niet echt op zichzelf staan. Ze klinken nog net te vaak alsof ze een emcee nodig hebben om tot hun volle wasdom te komen, niet echt iets wat je erg aan een instrumentale EP waardeert. Natuurlijk, de nummers hebben een goede melodielijn, worden ondersteund door drums en bas die wat dikker aangezet hadden mogen worden, maar dat is niet erg. Er hadden alleen net wat meer wendingen in gekund om helemaal op zichzelf te staan als instrumentale ervaring. Hoeft het natuurlijk niet direct Kind of Blue te worden, maar dat spreekt voor zich.
Een aparte vermelding verdient Cry overigens. Die kortgeknipte vocale sample weet me op een bijzondere manier te raken: het is net niet koortsachtig, maar het geeft het nummer erg veel sfeer en gevoel mee. Een uitschieter op een EP die verder in orde is.
Helaas gebeuren dit soort dingetjes soms net wat te weinig, want de biets (of bieten) zijn in orde, maar willen niet echt op zichzelf staan. Ze klinken nog net te vaak alsof ze een emcee nodig hebben om tot hun volle wasdom te komen, niet echt iets wat je erg aan een instrumentale EP waardeert. Natuurlijk, de nummers hebben een goede melodielijn, worden ondersteund door drums en bas die wat dikker aangezet hadden mogen worden, maar dat is niet erg. Er hadden alleen net wat meer wendingen in gekund om helemaal op zichzelf te staan als instrumentale ervaring. Hoeft het natuurlijk niet direct Kind of Blue te worden, maar dat spreekt voor zich.
Een aparte vermelding verdient Cry overigens. Die kortgeknipte vocale sample weet me op een bijzondere manier te raken: het is net niet koortsachtig, maar het geeft het nummer erg veel sfeer en gevoel mee. Een uitschieter op een EP die verder in orde is.
Delars - Reflecting Circle (2011)

3,5
0
geplaatst: 30 augustus 2011, 16:54 uur
Stelletje zuurpruimen en zuurpruimerettes, er is niet veel mis met deze EP van Delars, of zoals Sef zou zeggen, Hetlars. Natuurlijk, met die flinke jazzsamples bevinden we ons wel in een soort schemergebied waarin veel mensen makkelijk verdwalen, de artiesten zelf voorop. Het heeft net niet het rauwe van de hiphop en niet het avontuurlijke van de jazz, zo gaat dat dan.
Delars, Marty McFly zou zeggen DeLorean, komt echter een heel eind. Hij kiest voor vrij uitgebreide jazz-samples, niet veel bij mij bekend materiaal, al hoor ik ergens een pianootje uit "Kind of Blue" opduiken, met drums er onder die gelukkig wat strakker klinken dan de brintaverpakkingen van de vorige EP, die overigens ook prima was. De saxofoons zijn soms wat cheesy, maar verder is de samplekeuze uitstekend.
Mijn voornaamste commentaar op Delars' vorige worp was dat de nummers zich net teveel als onderschikte biet gedroegen, prima voor een rappert om op te rappen, maar als op zichzelf staande ervaring soms wat te simpel waren en wat wendingen konden gebruiken. Door het sterke gebruik van jazz-samples is dat punt van kritiek prima opgelost, met net genoeg avontuurlijkheid uit de jazz en genoeg rauwheid vanuit de hiphop.
Delars, Marty McFly zou zeggen DeLorean, komt echter een heel eind. Hij kiest voor vrij uitgebreide jazz-samples, niet veel bij mij bekend materiaal, al hoor ik ergens een pianootje uit "Kind of Blue" opduiken, met drums er onder die gelukkig wat strakker klinken dan de brintaverpakkingen van de vorige EP, die overigens ook prima was. De saxofoons zijn soms wat cheesy, maar verder is de samplekeuze uitstekend.
Mijn voornaamste commentaar op Delars' vorige worp was dat de nummers zich net teveel als onderschikte biet gedroegen, prima voor een rappert om op te rappen, maar als op zichzelf staande ervaring soms wat te simpel waren en wat wendingen konden gebruiken. Door het sterke gebruik van jazz-samples is dat punt van kritiek prima opgelost, met net genoeg avontuurlijkheid uit de jazz en genoeg rauwheid vanuit de hiphop.
dEUS - Worst Case Scenario (1994)

4,5
0
geplaatst: 2 mei 2009, 21:50 uur
dEUS is een Vlaamse rockband, in 1994 bestaande uit vier muzikanten en een bassist. Dit groepje bohémiens is beïnvloed door vage bandjes als Sonic Youth, de Pixies en The Velvet Underground en excentrieke types als Frank Zappa, Tom Waits en Kapitein Biefstuk. Dat dit langharig, werkschuw tuig een album op heeft genomen dat de gehele muziekwereld in de Benelux op zijn kop zette (heb ik zelf niet meer meegemaakt trouwens), is dan ook geen verassing.
Stuk voor stuk zullen we nu de nummers op dit aparte plaatje doornemen. In het intro horen we een vrouw allerlei medische zaken bespreken in een taal die mij niet bekend voorkomt in mijn oren.
Het daaropvolgende “Suds & Soda” is een energiek nummer met John Cale-vioolwerk en stiekem behoorlijk foute, maar o zo catchy punkpop-refreintjes. Die afgeknepen keeltjes doen het hem. Wat u noemt een geniale track.
“W.C.S. (First Draft)” volgt daarop. Drijvend op een baslijntje dat “geleend” is van mede-idioot Frank Z., praat-zingt Tommeke allerlei vreemde zinnetjes. Overigens komt er ook een pianootje langs van een oude jazzpianist. Aan het einde van het nummer explodeert het gitaarwerk helemaal en mag ook de rest een deuntje meezingen. U begrijpt het, ook dit is echt koning.
“Jigsaw You” is een typisch klein liedje dat heel prettig langs komt drijven. Charmant in zijn eenvoud, zo noemen we dat. Zie je nou wel dat die aanstellerij niet verplicht is. Het nummer beklijft daarom wel wat minder.
De heren hebben zich twee en een halve minuut netjes gedragen en daarom moet “Morticachair” maar weer zo gek mogelijk gebracht worden. Kapitein Biefstuk jamt met Sonic Youth, zoiets. Ik heb er één woord voor: Fantastisch!
Het naar mijn bescheiden mening iets mindere “Via” leent zijn refrein van R.E.M.’s “Low”. Dat zijn nog eens een nette, verzorgde jongemannen. Mogen deze hippies een voorbeeld aan nemen.
“Right as Rain” is een akoestisch liedje dat mij in de verte doet denken aan “Song to the Siren” van ons aller Tim Buckley. Een groeiertje, maar dreigt onder te sneeuwen tussen al dat malle kabaal van de andere liedjes.
In “Mute” is de ritalin van het vorige nummer uitgewerkt, maar dat mogen we niet weten. Daarom wordt er eerst heel rustig gedaan, om daarna allerlei kanten op te stuiteren. En daarna is men weer even rustig. Om vervolgens te gaan stuiteren, om te eindigen met een flinke lading lawaai. De heren producent mogen namelijk ook een riedeltje meejammeren op de elektrieken gitaar.
“Let’s Get Lost” is ontzettend deprimerend, zwaar aangezet nummer. Precies goed voor deze hypochonder dus.
“Hotellounge” ga ik niets over zeggen, want dat is wel genoeg gedaan. Wel een fijne dynamiek in dat nummer. Rickie Lee Jones wordt even genamecheckt.
“Shake Your Hip”, dat is nou eens een albumhoogtepunt. Vreselijk foute glamrock, maar omdat het dEUS is mag het en getuigt het van eigenzinnigheid en niet van Queen nadoen.
“Great American Nude” is vernoemd naar een serie pop-art schilderijen van Tom Wesselman. Een vreselijk gek nummer, dat ook wel weer hip is. Die screams doen het hem.
“Secret Hell” komt langzaam op gang en ontpopt zich tot een fijn, ingetogen werkje met mooi drumwerk.
In de lo-fi afsluiter “Divebomb Djingle” zingt Tommeke met een hoog piepstemmeke. Niet minder dan briljant, u begrijpt het al. O ja? Dat album? Dat mag er wel zijn hoor. 4,5/5
Stuk voor stuk zullen we nu de nummers op dit aparte plaatje doornemen. In het intro horen we een vrouw allerlei medische zaken bespreken in een taal die mij niet bekend voorkomt in mijn oren.
Het daaropvolgende “Suds & Soda” is een energiek nummer met John Cale-vioolwerk en stiekem behoorlijk foute, maar o zo catchy punkpop-refreintjes. Die afgeknepen keeltjes doen het hem. Wat u noemt een geniale track.
“W.C.S. (First Draft)” volgt daarop. Drijvend op een baslijntje dat “geleend” is van mede-idioot Frank Z., praat-zingt Tommeke allerlei vreemde zinnetjes. Overigens komt er ook een pianootje langs van een oude jazzpianist. Aan het einde van het nummer explodeert het gitaarwerk helemaal en mag ook de rest een deuntje meezingen. U begrijpt het, ook dit is echt koning.
“Jigsaw You” is een typisch klein liedje dat heel prettig langs komt drijven. Charmant in zijn eenvoud, zo noemen we dat. Zie je nou wel dat die aanstellerij niet verplicht is. Het nummer beklijft daarom wel wat minder.
De heren hebben zich twee en een halve minuut netjes gedragen en daarom moet “Morticachair” maar weer zo gek mogelijk gebracht worden. Kapitein Biefstuk jamt met Sonic Youth, zoiets. Ik heb er één woord voor: Fantastisch!
Het naar mijn bescheiden mening iets mindere “Via” leent zijn refrein van R.E.M.’s “Low”. Dat zijn nog eens een nette, verzorgde jongemannen. Mogen deze hippies een voorbeeld aan nemen.
“Right as Rain” is een akoestisch liedje dat mij in de verte doet denken aan “Song to the Siren” van ons aller Tim Buckley. Een groeiertje, maar dreigt onder te sneeuwen tussen al dat malle kabaal van de andere liedjes.
In “Mute” is de ritalin van het vorige nummer uitgewerkt, maar dat mogen we niet weten. Daarom wordt er eerst heel rustig gedaan, om daarna allerlei kanten op te stuiteren. En daarna is men weer even rustig. Om vervolgens te gaan stuiteren, om te eindigen met een flinke lading lawaai. De heren producent mogen namelijk ook een riedeltje meejammeren op de elektrieken gitaar.
“Let’s Get Lost” is ontzettend deprimerend, zwaar aangezet nummer. Precies goed voor deze hypochonder dus.
“Hotellounge” ga ik niets over zeggen, want dat is wel genoeg gedaan. Wel een fijne dynamiek in dat nummer. Rickie Lee Jones wordt even genamecheckt.
“Shake Your Hip”, dat is nou eens een albumhoogtepunt. Vreselijk foute glamrock, maar omdat het dEUS is mag het en getuigt het van eigenzinnigheid en niet van Queen nadoen.
“Great American Nude” is vernoemd naar een serie pop-art schilderijen van Tom Wesselman. Een vreselijk gek nummer, dat ook wel weer hip is. Die screams doen het hem.
“Secret Hell” komt langzaam op gang en ontpopt zich tot een fijn, ingetogen werkje met mooi drumwerk.
In de lo-fi afsluiter “Divebomb Djingle” zingt Tommeke met een hoog piepstemmeke. Niet minder dan briljant, u begrijpt het al. O ja? Dat album? Dat mag er wel zijn hoor. 4,5/5
Discipline & Rather Real - De Middenweg EP (2011)

4,0
0
geplaatst: 6 september 2012, 21:19 uur
Zelfs Kabel heeft met zijn bizar slechte EP meer aandacht gekregen dan Discipline & Rather Real, die ook uit Nijmegen komen en vorig jaar een mooie EP uitbrachten. De Middenweg EP is een voorschot op het als het goed jaar dit te verschijnen De Middenweg.
Stadsgenoot Victoire (als het goed is debuteert hij dit jaar ook) levert twee keer een bijdrage, op ‘Oud Nieuws’ en ‘Ruimtevaarders’. Het eerste nummer is wat flauw vanwege het wat gemakkelijke commentaar op andere rappers, maar ‘Ruimtevaarders’, dat uiteraard over wiet gaat, is een mooi, organisch nummer met heel fijne bongo’s. Wat mij betreft zijn de producties sowieso om door een ringetje te halen. Discipline roept ergens dat het warme, ambachtelijk biets zijn en daar heeft hij gewoon gelijk in.
Muzikaal worden lo-fi klinkende samples gekoppeld aan meer hi-fi-geluid, wat een warm, soulvol gevoel oplevert. Nu is het adjectief ‘soulvol’ tegenwoordig al niks meer waard omdat alles soulvol is, net zoals dat voetballers blijkbaar poëtisch kunnen spelen en romanschrijvers blijkbaar poëtische romans schrijven, maar deze producties zijn echt soulvol. Echt. Het lijkt vast ergens op (ik moet soms een beetje aan het debuut van Kanye West denken), maar binnen de Nederhop vind ik dit toch wel heel fris klinken. De al eerder genoemde bongo’s, orgeltjes, mooie samples en af en toe wat scratches. Hoogtepunt is wat de muziek betreft ‘Bloesem’, dat echt heel organisch klinkt.
De raps zijn ook goed in orde. Discipline is een prima mc en wordt zoals gezegd een aantal keer aangevuld door de ook uitstekende Victoire. Een heel briljante rapper is hij niet, zowel qua teksten als flow is hij niet heel bijzonder, maar hij doet het wel prima. Eerlijk is eerlijk, op een full-length zou hij beter een aantal keer afgewisseld kunnen worden door gast-mc’s (geen Kabel), maar dit half uurtje is zeker heel prettig.
Stadsgenoot Victoire (als het goed is debuteert hij dit jaar ook) levert twee keer een bijdrage, op ‘Oud Nieuws’ en ‘Ruimtevaarders’. Het eerste nummer is wat flauw vanwege het wat gemakkelijke commentaar op andere rappers, maar ‘Ruimtevaarders’, dat uiteraard over wiet gaat, is een mooi, organisch nummer met heel fijne bongo’s. Wat mij betreft zijn de producties sowieso om door een ringetje te halen. Discipline roept ergens dat het warme, ambachtelijk biets zijn en daar heeft hij gewoon gelijk in.
Muzikaal worden lo-fi klinkende samples gekoppeld aan meer hi-fi-geluid, wat een warm, soulvol gevoel oplevert. Nu is het adjectief ‘soulvol’ tegenwoordig al niks meer waard omdat alles soulvol is, net zoals dat voetballers blijkbaar poëtisch kunnen spelen en romanschrijvers blijkbaar poëtische romans schrijven, maar deze producties zijn echt soulvol. Echt. Het lijkt vast ergens op (ik moet soms een beetje aan het debuut van Kanye West denken), maar binnen de Nederhop vind ik dit toch wel heel fris klinken. De al eerder genoemde bongo’s, orgeltjes, mooie samples en af en toe wat scratches. Hoogtepunt is wat de muziek betreft ‘Bloesem’, dat echt heel organisch klinkt.
De raps zijn ook goed in orde. Discipline is een prima mc en wordt zoals gezegd een aantal keer aangevuld door de ook uitstekende Victoire. Een heel briljante rapper is hij niet, zowel qua teksten als flow is hij niet heel bijzonder, maar hij doet het wel prima. Eerlijk is eerlijk, op een full-length zou hij beter een aantal keer afgewisseld kunnen worden door gast-mc’s (geen Kabel), maar dit half uurtje is zeker heel prettig.
Doe Maar - 4us (1983)

4,0
0
geplaatst: 9 april 2012, 00:42 uur
Toen Doe Maar de grootste band van Nederland was was ik er niet bij. Ik was er eenvoudigweg nog niet. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom ik geen vreselijke drang voel om rond te springen en te juichen omdat er reünieconcerten aankomen. Maar toch, Doe Maar draag ik een warm hart toe. De albums kennen keer op keer mindere momenten, om niet te zeggen fillers, maar wat waren ze eigenlijk ook tot ontzettend mooie dingen in staat.
4us bevat naast het wat flauwe ‘Eén Nacht Alleen’ en ‘Alles Gaat Voorbij’ ook de mooie liedjes ‘Doe Maar Net Alsof’, ‘Je Loopt Je Lul Achterna’ en ‘Zoek Het Zelf Maar Uit’ die soms tekstueel zo lomp en kort door de bocht zijn dat het bijna aandoenlijk wordt. De vuistregel is dat je in het Nederlands beter je best moet doen om goede teksten te schrijven omdat je minder snel door de mand valt als je in het Engels schrijft, maar juist simpele zinnetjes als ‘Mijn God, het is voorbij/Ze is niet meer van mij/Niet te geloven, het is over’ raken me op een bepaalde manier erg. Het is een gevoel dat me wat doet denken aan de gedichten van de Zuid-Afrikaan Danie Marais, die schreef ‘maar nou huil jy rêrig en ek/ek sit en kyk/na jou/sit net/en kyk na jou.’
Ook ‘Bang’ is ontzettend mooi in al zijn simplisme. ‘Bang voor jou en bang voor mij/
Bang voor dood en bang voor pijn’; levensangst wordt hier zo bizar treffend neergezet dat je zou zeggen dat het te makkelijk is, te simpel, maar het is gewoon de waarheid, misschien wel het meest dichtbije van hoe je dit gevoel moet omschrijven. Ondanks de ondergrond van luchtige ska is 4us ook een vrij zware plaat. ‘Heroïne’ doet wat aan als een parodie op artiesten die opeens een ruig imago proberen te cultiveren, maar de getroebleerde relaties, aandacht van en seks met groupies, drugsgebruik en vooral onmacht maken de dienst uit. Bijzonder dat deze band blijkbaar zo groot is geweest, ook nog met ongemakkelijke teksten waar mening in de goot liggende singer-songwriter of treurige emoband eigenlijk wel jaloers op kan zijn.
4us bevat naast het wat flauwe ‘Eén Nacht Alleen’ en ‘Alles Gaat Voorbij’ ook de mooie liedjes ‘Doe Maar Net Alsof’, ‘Je Loopt Je Lul Achterna’ en ‘Zoek Het Zelf Maar Uit’ die soms tekstueel zo lomp en kort door de bocht zijn dat het bijna aandoenlijk wordt. De vuistregel is dat je in het Nederlands beter je best moet doen om goede teksten te schrijven omdat je minder snel door de mand valt als je in het Engels schrijft, maar juist simpele zinnetjes als ‘Mijn God, het is voorbij/Ze is niet meer van mij/Niet te geloven, het is over’ raken me op een bepaalde manier erg. Het is een gevoel dat me wat doet denken aan de gedichten van de Zuid-Afrikaan Danie Marais, die schreef ‘maar nou huil jy rêrig en ek/ek sit en kyk/na jou/sit net/en kyk na jou.’
Ook ‘Bang’ is ontzettend mooi in al zijn simplisme. ‘Bang voor jou en bang voor mij/
Bang voor dood en bang voor pijn’; levensangst wordt hier zo bizar treffend neergezet dat je zou zeggen dat het te makkelijk is, te simpel, maar het is gewoon de waarheid, misschien wel het meest dichtbije van hoe je dit gevoel moet omschrijven. Ondanks de ondergrond van luchtige ska is 4us ook een vrij zware plaat. ‘Heroïne’ doet wat aan als een parodie op artiesten die opeens een ruig imago proberen te cultiveren, maar de getroebleerde relaties, aandacht van en seks met groupies, drugsgebruik en vooral onmacht maken de dienst uit. Bijzonder dat deze band blijkbaar zo groot is geweest, ook nog met ongemakkelijke teksten waar mening in de goot liggende singer-songwriter of treurige emoband eigenlijk wel jaloers op kan zijn.
Doomtree - All Hands (2015)

4,5
0
geplaatst: 12 maart 2015, 18:14 uur
Dit is inderdaad een behoorlijk elektronische plaat, je moet een beetje tegen de eenvormigheid kunnen, maar ik vind het heerlijk, synthaanval na synthaanval, opgefokte rap na opgefokte rap, fantastische muziek om auto op te rijden ook. Eenvormig, ja, maar tegelijkertijd volgt er wat mij betreft hoogtepunt na hoogtepunt. 'Cabin Killer' is inderdaad liefde, ook met dat ontzettend brute einde, maar eigenlijk alles is hier heel vet. Van de beats ('Generator'! 'Off in the Deep'! 'Heavy Rescue'!), de raps (bijna alle rappers op de plaat zijn beesten, Cecil Otter vind ik wat minder interessant, maar zelfs Sims, die ik normaal maar een beetje flowloos en saai vind, is hier een beestachtige rapper, o, en jongens, die beheersing van Dessa is echt fe-no-me-naal) tot de hele sfeer aan toe (veel verwijzingen naar strips, films, tekenfilms, enzovoort, heerlijke sfeer). Wat mij betreft komt het album behoorlijk dicht in de buurt van C4C van EL-P, ook zo'n beestachtige vette plaat die tegelijkertijd fantastisch gedetailleerd in elkaar steekt. Die synth tegen het einde van 'Marathon'! Eigenlijk is All Hands alles wat Run the Jewels had moeten zijn qua beestachtigheid én sterke uitwerking. Ik wil alvast over eindejaarslijstjes praten. Ik wil alvast over de top 3 van mijn eindejaarslijstje praten.
Drake - Nothing Was the Same (2013)

4,0
0
geplaatst: 7 juni 2014, 16:14 uur
Waarom Drake vorig jaar toch niet in mijn eindejaarslijstje terecht is gekomen en plaats 10 aan The Weeknd af heeft moeten staan, ik weet het eigenlijk nog steeds niet. Kiss Land draai ik nog nauwelijks, en van Nothing Was the Same zet ik toch geregeld weer losse nummers of gewoon de hele cd op. ‘Connect’ behoort toch wel tot het beste dat vorig jaar uitgebracht is, en er valt genoeg moois op het album te ontdekken.
Mijn waardering voor Drake (alle drie zijn studioalbums staan hier in de kast) heeft deels te maken met zijn esthetiek, en deels met zijn ego. Die melancholische, van r&b en een snufje electronica doordrenkte beats, ik ga daar hard op. Sowieso, die hele alternatieve r&b van tegenwoordig, hoe vet is dat eigenlijk? Ik ben blij dat Kanye West 808’s and Heartbreak heeft gemaakt. Over Kanye gesproken: qua een enorme lul zijn en behoorlijk getalenteerd zijn hoeft Drake alleen Yeezy voor zich te laten.
Mijn fascinatie voor Kanye, maar ook voor Slug van vóór WLGYLYPTSG (terwijl ik Atmosphere’s latere werk dan weer het vetste vind) en ook Drake kan eenvoudig verklaard worden: hun persoonlijkheid alleen al vult de hele cd. Drake’s dalen zijn Dalen en zijn pieken zijn Pieken. Hoe hij tussen zichzelf over zijn haters en de keerzijde van roem beklagen, én het zichzelf bezingen manoeuvreert en daarbij geregeld een wandelende paradox lijkt, dat is toch geweldig? ‘I’m honest, I make mistakes, I’m the second to admit it’, Kanye had het niet beter kunnen zeggen. Wat Drake zich in ‘From Time’ toe laat zingen, het is kitsch, maar o zo geweldig en eigenlijk ook best pijnlijk:
‘I love me, I love me enough for the both of us
That's why you trust me, I know you been through more than most of us
So what are you? What are you, what are you so afraid of?
Darling you, you give but you cannot take love’
Nothing Was the Same is wat dat betreft weer een bizarre egotrip geworden, maar zo mooi tekstueel en productioneel uitgevoerd dat het weer smullen is. Toch kan Drake’s ego, dat elke hoek en gaatje van het album opvult, niet geheel verhullen dat er net wat te weinig echt briljante momenten op staan, zoals bijvoorbeeld ‘Marvins Room’ op Take Care. Ja, ‘Connect’ is een parel; ‘Worst Behavior’ en ‘Own It’ zijn ook erg fraai, maar een nummer als ‘305 to My City’ slaat eigenlijk dood. Als Drake het niveau van zijn piekmoment op zijn drie albums tot nu toe echter consequent vol kan houden, dan komt dat meer dan goed op zijn volgende album. Met zijn esthetiek en zijn ego zit het in elk geval al ruimschoots snor.
Mijn waardering voor Drake (alle drie zijn studioalbums staan hier in de kast) heeft deels te maken met zijn esthetiek, en deels met zijn ego. Die melancholische, van r&b en een snufje electronica doordrenkte beats, ik ga daar hard op. Sowieso, die hele alternatieve r&b van tegenwoordig, hoe vet is dat eigenlijk? Ik ben blij dat Kanye West 808’s and Heartbreak heeft gemaakt. Over Kanye gesproken: qua een enorme lul zijn en behoorlijk getalenteerd zijn hoeft Drake alleen Yeezy voor zich te laten.
Mijn fascinatie voor Kanye, maar ook voor Slug van vóór WLGYLYPTSG (terwijl ik Atmosphere’s latere werk dan weer het vetste vind) en ook Drake kan eenvoudig verklaard worden: hun persoonlijkheid alleen al vult de hele cd. Drake’s dalen zijn Dalen en zijn pieken zijn Pieken. Hoe hij tussen zichzelf over zijn haters en de keerzijde van roem beklagen, én het zichzelf bezingen manoeuvreert en daarbij geregeld een wandelende paradox lijkt, dat is toch geweldig? ‘I’m honest, I make mistakes, I’m the second to admit it’, Kanye had het niet beter kunnen zeggen. Wat Drake zich in ‘From Time’ toe laat zingen, het is kitsch, maar o zo geweldig en eigenlijk ook best pijnlijk:
‘I love me, I love me enough for the both of us
That's why you trust me, I know you been through more than most of us
So what are you? What are you, what are you so afraid of?
Darling you, you give but you cannot take love’
Nothing Was the Same is wat dat betreft weer een bizarre egotrip geworden, maar zo mooi tekstueel en productioneel uitgevoerd dat het weer smullen is. Toch kan Drake’s ego, dat elke hoek en gaatje van het album opvult, niet geheel verhullen dat er net wat te weinig echt briljante momenten op staan, zoals bijvoorbeeld ‘Marvins Room’ op Take Care. Ja, ‘Connect’ is een parel; ‘Worst Behavior’ en ‘Own It’ zijn ook erg fraai, maar een nummer als ‘305 to My City’ slaat eigenlijk dood. Als Drake het niveau van zijn piekmoment op zijn drie albums tot nu toe echter consequent vol kan houden, dan komt dat meer dan goed op zijn volgende album. Met zijn esthetiek en zijn ego zit het in elk geval al ruimschoots snor.
Drumbo - City of Refuge (2008)

2,5
0
geplaatst: 9 juni 2010, 21:13 uur
Beetje heel erg nep. Drumbo probeert te zingen als de Kapitein (zonder diens niveau te bereiken), liedjes gekke namen mee te geven zoals de Kapitein (zonder diens niveau te bereiken), ook wat gekke zinnetjes in de liedjes zelf proppen zoals de Kapitein (zonder diens niveau te bereiken) en de muziek probeert hij net zo te laten klinken als de Kapitein, uiteraard zonder diens niveau te bereiken. Ik vind het een beetje een kutplaat eigenlijk.
Duvel x Nikes - DNA (2012)

2,5
0
geplaatst: 14 juni 2012, 23:25 uur
Bakstenen zijn gaaf, net als hiphop. Nu is niet alle hiphop gaaf, maar alle bakstenen zijn wel degelijk gaaf. Mooie reden om DNA uit te proberen, omdat ik dan een goede reden zou hebben om veel te veel studiefinanciering in een baksteen te stoppen. Het valt helaas knap tegen.
Nikes is an sich een interessante bietsbakker, maar Zo Moeilijk voel ik maar zelden echt. Tuurlijk, de producties zijn sterk en de rappers ook, maar het is net wat minder dan de som der delen. Voor DNA geldt ook hetzelfde, behalve dat de biets achterblijven t.o.v. Zo Moeilijk en dat Duvel eigenlijk een vervelend ventje is. Bovendien gebruikt Nikes veel te veel foute gitaarriffs, die behoorlijk geforceerd en soms zelfs stompzinnig overkomen. (Ik vind 'Klappenvanger' ook altijd zo obligaat aandoen.) De orgeltjes zijn wel tof, maar toch. Het is jammer dat hij de donkere producties, die me soms toch best een Wu-Tanggevoel gaven, inruilt voor dit soort wat gemakkelijke producties.
Even tussendoor: de kapster moet nodig eens op bezoek komen. Mijn haar hangt de hele tijd in mijn ogen en dat prikt eigenlijk wel een beetje. Hoe houden die emo's dat eigenlijk vol?
De grootste stoorzender is toch Duvel. Hij mocht vroeger vast nooit meespelen met andere kinderen, want hij grijpt elke kans aan om anderen buiten te sluiten. Dit mag jij niet, dat mag jij niet, ik ben gaaf en de rest is kut. Wat een zuurpruim is die man, wat een zeur. Ik zou er gewoon het woord 'zeurpruim' voor bedenken om Duvel te beschrijven en ik hou wel van pruimen, maar niet van zulke. Fresku heeft onbewust DNA kernachtig samengevat in zijn nummer 'Op De Hoogte': 'Ik voel me beter dan jullie, negers/Je telt niet mee'.
Nikes is an sich een interessante bietsbakker, maar Zo Moeilijk voel ik maar zelden echt. Tuurlijk, de producties zijn sterk en de rappers ook, maar het is net wat minder dan de som der delen. Voor DNA geldt ook hetzelfde, behalve dat de biets achterblijven t.o.v. Zo Moeilijk en dat Duvel eigenlijk een vervelend ventje is. Bovendien gebruikt Nikes veel te veel foute gitaarriffs, die behoorlijk geforceerd en soms zelfs stompzinnig overkomen. (Ik vind 'Klappenvanger' ook altijd zo obligaat aandoen.) De orgeltjes zijn wel tof, maar toch. Het is jammer dat hij de donkere producties, die me soms toch best een Wu-Tanggevoel gaven, inruilt voor dit soort wat gemakkelijke producties.
Even tussendoor: de kapster moet nodig eens op bezoek komen. Mijn haar hangt de hele tijd in mijn ogen en dat prikt eigenlijk wel een beetje. Hoe houden die emo's dat eigenlijk vol?
De grootste stoorzender is toch Duvel. Hij mocht vroeger vast nooit meespelen met andere kinderen, want hij grijpt elke kans aan om anderen buiten te sluiten. Dit mag jij niet, dat mag jij niet, ik ben gaaf en de rest is kut. Wat een zuurpruim is die man, wat een zeur. Ik zou er gewoon het woord 'zeurpruim' voor bedenken om Duvel te beschrijven en ik hou wel van pruimen, maar niet van zulke. Fresku heeft onbewust DNA kernachtig samengevat in zijn nummer 'Op De Hoogte': 'Ik voel me beter dan jullie, negers/Je telt niet mee'.