(gretig citerend uit eigen werk, zie ook mijn reviews bij NYA Vol. II en III)
Over Oceanside/Countryside en het album wat er uiteindelijk uit voortkwam gaan de wildste verhalen rond. Volgens sommige mensen is Oceanside/Countryside simpelweg de oorspronkelijke titel van Comes a Time, voordat Young er 200.000 exemplaren van terugkocht van zijn platenmaatschappij omdat hij toch niet tevreden was met de volgorde van de nummers op de plaat. Een andere verhaal is dat de mastertapes beschadigd zijn geraakt bij het vervoer naar de perserij en dat Young daarom de platen terug kocht. Wat er daarna met de platen is gebeurd is maar net aan wie je het vraagt. Het ene verhaal is dat Young alle exemplaren met een shotgun kapot heeft geschoten, het andere dat hij het als dakpannen voor zijn schuur heeft gebruikt.
Oceanside/Countryside zou ook de titel zijn geweest van een album dat Young heeft aangeboden aan zijn platenmaatschappij, maar waarvan Mo Ostin tegen hem zei: ‘ik weet het niet Neil, maar de nummers hebben nog wat extra’s nodig, waarom speel je ze niet met een band, dan kijken we daarna wel wat het beste klinkt’. Omdat Young eigenlijk nooit kritiek kreeg op zijn albums, nam hij het dit keer ter harte en die overdubs resulteerden dus in Comes a Time.
Dat de gelijknamige schijf in Vol. III waarschijnlijk niet het albums was dat Young aanbood, vermoedde ik al, maar nu weten we het zeker. Want voor ons ligt dan eindelijk, na bijna 50 jaar Oceanside/Countryside.
De eerste opnames van Oceanside/Countryside vonden plaats in Mei 1977; dus nog voor hij met The Ducks op tournee ging en zelfs nog voor American Stars ’n Bars uitgebracht werd. De opnames vonden plaats in de studio van JJ Cale; Crazy Mama’s (Cale Speelt overigens niet mee op deze opnames, maar gek genoeg wél op Comes a Time, dat later in Woodland Studio’s opgenomen werd). De band die op deze nummers speelt is in feite een vroege incarnatie van The International Harvesters (Ben Keith op steel, Rufus Thibodeaux op viool en Karl Himmel op drums). Bassist Joe Osborn is de vreemde eend in de bijt.
Van deze sessie werd uiteindelijk alleen Field of Opportunity gebruikt voor het album Comes a Time (zij het met enkele overdubs). De mix die hier te horen is, zonder Nicolette Larson dus, is dus nieuw. Van de vier overige nummers die in Crazy Mama’s opgenomen zijn is er ééntje niet door Young geschreven, dat is namelijk You’ll Always Live Inside of Me van Bobby Charles; de opname is na afloop door Young aan Charles geschonken, resteren drie nummers, waarvan Everybody’s Alone in het archief is blijven zitten.
It Might Have Been kennen we al van Archives Vol. I (met Crazy Horse uit 1970) en van A Treasure (met the International Harvesters uit 1984). Op de versie van 1970 vertelt Neil dat hij dit nummer voor het eerst hoorde bij een feest van kerk, het was één van zijn favoriete nummers. Hij wist niet wie het geschreven had, maar na als het uit zou worden gebracht op plaat zou hij daar wel achter komen, dacht hij, als ze de royalties wilden bespreken. Inmiddels weten we dat Ronnie Green en Harriet Kane het nummer hebben geschreven en dat Joe London het in 1959 al eens had uitgebracht op single. Het nummer werd vooral gespeeld in 1984 en een paar keer in 1985, daarna verdween het weer uit zijn repertoire. De versie van Crazy Mama’s lijkt al behoorlijk op de live versie van A Treasure.
Dan nog Dance, Dance, Dance. Ik blijf het wonderlijk vinden hoe vaak Young probeert sommige nummers op te nemen. Dance, Dance, Dance is geenszins één van de populairste nummers van Young, echter naast de Crazy Horse versie uit 1969, liefst zes solo live versies uit 1970 en 1971, een versie met Graham Nash op Archives Vol. I, een versie met Tony Joe White op de Harvest 50th anniversary boxset, een live versie uit 1974 op Citizen Kane, Junior Blues is dit alweer de 11e versie van dit nummer op een officiële release. En dat staat op de schijf Union Hall nóg een live versie, gecombineerd met Love is a Rose, dat dezelfde melodie heeft. Op harmoniezang overigens Neil Young zelf. Deze versie lijkt dan weer op de Crazy Horse cover uit 1971. Maar blijkbaar was Young ook met deze versie niet tevreden, want hij bleef tot nu toe in het archief. Ik kan het nummer goed hebben, maar ik had véél liever een versie van Everybody’s Alone gehad.
Tot zover Crazy Mama's. Na afloop van de tour met The Ducks toog Young naar Florida (Oceanside dus), om daar in de Triiad studios verder te werken aan zijn volgende album. De opnames verliepen voorspoedig. ’s Middags naar de studio, 3 a 4 uurtjes werken, en de volgende dag hetzelfde recept. Young deed alle overdubs zelfs, gitaar, piano, harmoniezang, en na een krappe 2 weken had hij nog eens 7 nummers klaar. Van deze 7 nummers heeft slechts een kleine selectie dit album gehaald, tezamen met de 3 eerdergenoemde nummers van Crazy Mama’s.
Logischerwijs zou Pocahontas Oceanside moeten openen (California en Florida liggen immers aan de kust); hier is het echter de afsluiting van kant 2, Countryside dus. De basis voor dit nummer is al in 1976 gelegd; een versie zonder overdubs is te horen op de albums Hitchhiker en Chrome Dreams. Het is één van mijn favoriete Neil Young nummers en de overdubs zijn voor mij een integraal onderdeel van het nummer geworden. De manier hoe Young met zijn gitaar de akkoorden als het ware aanvalt is onovertroffen. Volgens de liner notes van Achives Vol.III is de mix iets anders dan op Rust Never Sleeps. Het verschil is niet significant.
The Old Homestead is een nummer dat Neil Young al in 1974 opnam en, waar hij, vermoedelijk, in 1977 dus overdubs voor heeft opgenomen in Florida. Het nummer zou in eerste instantie op Hawks ‘n’ Doves terechtkomen. Het nummer lijkt quasi-autobiografisch (met referenties naar Crazy Horse en CSNY) en is een typisch voorbeeld van een goed nummer weggestopt op een wat minder (populair) album. De zaag wordt bespeeld door Tom Scribner, Levon Helm heeft Himmel vervangen op drums. Op deze versie 'mist' 30 seconden die wel op Hawks 'n' Doves staan, de volgende zinnen zijn eruit ge-edit:
"You spout ideas from books that you read
Don't you care about this guy's head?"
"We'll say that the shadow is growin' dim
And we need some light to get back to him"
Dan Sail Away, de opener van Oceanside. Weeral een persoonlijk favoriet van het album Rust Never Sleeps. De overdubs die in de Woodland studios zijn zeer subtiel, een klein beetje bas, lichte touch op de drum. De grootste verandering is in feite het vervangen door Young’s harmoniezang door die van Nicolette Larson en daar wordt het nummer nóg beter van. Ik heb het al vaker gezegd als ik het over Rust Never Sleeps heb, maar Young’s teksten hebben in deze periode (77/78) hun hoogtepunt bereikt met prachtige beeldspraak als ‘there’s a road stretched out between us, like a ribbon on the high plane’. Of die weg nou metaforisch is of niet, het beeld dat geschept wordt met één zinssnede is ijzersterk.
Lost in Space is de versie die we kennen van Hawks & Doves. De mix is volgens de liner notes anders, maar wederom zijn de verschillen miniem. Het tape effect dat gebruikt is op ‘Out on the Ocean Floor’ is niet echt populair onder fans, maar het boekje van Hawks ’n Doves geeft hier uitsluitsel over, dit is de ‘Marine Munchkin’ die tot ons spreekt. Lost in Space ligt qua thematiek een beetje in het verlengde van Ride my Llama. Persoonlijk vind ik het een ondergewaardeerd nummer, waarvan ik maar wat blij was dat hij het speelde tijdens het concert in de Ahoy in 2009, slechts één van de 9 keren dat hij het überhaupt heeft gespeeld. Het feit dat het ‘weggestopt’ is op een wat minder populair album van Young zal ook niet helpen. Grappig weetje: het was ooit de bedoeling om het te gebruiken in de film Human Highway, waarvoor nog een soort ruimtescène gepland stond; voor degenen die de film niet hebben gezien, het is er niet van gekomen.
Captain Kennedy is dezelfde take als op Hawks 'n' Doves en net als de base track van Pocahontas opgenomen tijdens de Hictchhiker sessie in Indigo, in Augustus 1976.
Goin’ Back ligt qua sound ligt dicht tegen Lost in Space aan, mede door het gebruik van vibes. Ook thematisch gaat het nummer hand in hand met Lost in Space. Het was me nooit eerder opgevallen, maar nu ik het back to back hoor valt ineens het kwartje. Het nummer werkt in deze uitvoering zeer goed, ik heb niet het idee dat ik wat mis ten opzichte van de Comes a Time versie, ondanks de waslijst aan overdubs. Goin’ Back is overigens wél in de film Human Highway gebruikt, in een soort droom sequentie.
Human Highway is net als Dance, Dance, Dance een nummer dat Young maar niet voor elkaar leek te krijgen. Twee pogingen met CSN (op Vol. II) te horen, wat live solo uitvoeringen op Across the Water en Songs for Judy, solo opnames in de studio (in 1973 en in 1976, die laatste is te horen op Hitchhiker) en vervolgens nog een keer met The Ducks. Eindelijk schoot Young met deze versie raak, naar zijn mening dan. Voornaamste verschil met de versie op Comes a Time zijn wederom de harmonievocalen van Larson die Young’s eigen harmoniën vervangen, wat akkoorden op de banjo en uiteraard drum en bas. En eigenlijk heeft het nummer die opschmuck niet echt nodig, want het werkt prima in deze wat kalere uitvoering. Het nummer is wat minder luchtig en dat past het gewoon wat beter, de CSNY versies waren ook altijd wat zwaarmoedig in toon. Een zeer goede versie, maar haalt het nét niet bij de eerdere CSNY versies.
Al met al kom ik net iets lager uit dan de gelijknamige schijf van Vol. III. Daar staat net wat meer exclusief materiaal op, zoals Peace of Mind en Comes a Time. Dus 4,5*