De uit Birmingham, Alabama komende beeldend kunstenaar en poëet Lonnie Holley een ‘hoge soul priester’ noemen is misschien de makkelijke weg zoeken, maar ook de meest juiste. Als een soort Isaac Hayes houdt hij zich met gemak staande tussen de meest eclectische songstructuren. Terwijl zijn sociaalkritische spoken word voordracht meer doet denken aan bijvoorbeeld Gil Scott-Heron. Nieuw album Tonky– vernoemd naar de bijnaam die ze hem gaven in een honky-tonk barretje waar hij als kind woonde –gaat conceptueel op dezelfde voet verder als voorganger Oh Me Oh My. Maar nog meer dan voorheen draagt hij een boodschap van liefde uit.
Met albumopener Seeds is het zwaartepunt aan het begin geplaatst. ‘Somebody asked me, do I remember?’ , zo doet Holley zowel zijn mentale- als fysieke traumaverwerking uit de doeken: het harde werken op de Alabama Industrial School for Negro Children, doodvermoeid, uitgedroogd wegrennen in de katoenvelden, om vervolgens te worden teruggehaald en neergeslagen met een leren riem. Maar ondanks die last op zijn schouders – de last om zijn verhaal te moeten vertellen aan volgende generaties, zodat het niet vergeten wordt – wil hij vooral de boodschap meegeven om ‘er’ iets van te maken, iets van jezelf te maken. Toch Is het wel genoeg? Heb ik genoeg gedaan? Dat vraagt hij zich af in, onderwijl ondersteund door achtergrondzang en vocale loops van Jesca Hoop. Zo zijn de donkerste randjes van dit album vooral existentieel meditatief.
De verrassing is in eerste instantie dan ook groot als we Mary Lattimore haar harp horen op het sprookjesachtige Life, met de boodschap “Life is a reason for us to love”. Protest with Love gaat nog verder en draagt uit dat we liefde als protest moeten geruiken tegen alle in de wereld. Hippie Holley? Toegeven, het staat hem goed, maar het is verrassend waar alle veerkracht vandaan komt. Soms is er slechts een liedje nodig, om je uit de put te halen. “My song helped me over mountains, helped me out and lifted me up – strength of a song”.
Dat de boodschap niet altijd even duidelijk eruit te pikken is, ligt vervolgens aan de drukke muzikale omlijsting op dit album. Zowel harde hiphoppercussie als funky afrobeatritmes domineren de sound. Leg daarover weelderige strijkers en een kakafonie van blazers die het geheel richting freejazz stuwen, met kleine glansrolletjes voor de klarinet van Angel Bat Dawid en de saxofoon van Alabaster DePlume.
Maar de muzikale chaos vormt soms ook een helpende hand bij die enkele momenten wanneer de lyrics aanvoelen als los zand en vrije woordassociatie of mantra-achtige herhaling de overhand krijgen. Er gaat altijd een bepaalde oerkracht uit van de muziek, alsof er geen keus was en overgave de enige oplossing is. Zo transformeert de uitgekauwde slavenblues van Kings in the Jungle Slaves in the Field tot een retro-futuristische 80’s krautrock dancejam die alleen in de wereld van Holley logisch is. De bizarre voodoofunk van What’s Going On? krijgt vervolgens een rauwe no-wave funk injectie als Isaac Brock van Modest Mouse even langskomt. Om te culmineren in That’s Not Art, That’s not Music , dat precies handelt waarover je zou verwachten; de getergde, onbegrepen kunstenaar. Tsjah, boehoee! Gelukkig wordt alles uit de kast getrokken – noise, jazz, hiphop, afrobeat en funk komen allemaal voorbij.
Tonky durft veel te geven, maar vooral ook te vragen aan de luisteraar. Zowel de boodschap als de muzikale omlijsting doen niet aan concessies en worden constant opgedrongen. Gelukkig, als het resultaat vervolgens zo puur, vrij en onnavolgbaar klinkt is het de concentratie, aandacht en vooral toch ook luisterplezier met volle overtuiging waard.
Dit schreef ik namens
Written in Music.