Met: John Coltrane (tenor sax), Kenny Burrell (gitaar), Tommy Flanagan (piano), Paul Chambers (bas), Jimmy Cobb (drums)
Soms moet je het beste voor het laatst bewaren. In 1958 werd deze plaat met deze heerlijke band opgenomen.
Coltrane begint zich op solistisch vlak steeds verder te ontwikkelen: steeds verder uit te bouwen. Hij klinkt fris maar oh zo toegankelijk. Hij zoekt de grenzen hier nog niet op maar beweegt wel heel breed binnen die grenzen. Hij bopt er gewoon lekker op los. Dan Burrell: niet per se een favoriet van mij maar hier veel meer in vorm dan op zijn eigen platen. Coltrane duwt hem blijkbaar toch een beetje over het randje. Hij swingt, hij luistert en antwoordt. Goed!
Maar dan de ritmesectie. Al eerder door
heartofsoul benoemd: Tommy Flanagan valt weer op in positieve zin. Precies zoals zijn rol op Giant Steps: subtiel, intelligent maar wel wat op de achtergrond. Zijn solo’s zijn nooit ingewikkeld maar heel interessant mits je er geconcentreerd naar luistert. Hij speelt met thema’s en stiltes. Uitstekende pianist. Paul Chambers spreekt voor zichzelf maar een zeer welkome toevoeging: Jimmy Cobb, drummer van o.a. Kind of Blue. Van de drummers uit de jaren ‘50 had niemand zo’n strakke pulse en dat stuwt de band lekker op.
Gewoon een knallende, swingende plaat waar elk nummer weer raak is. Altijd genietbaar en één van de beste platen van Trane voor het Prestige label. Deze kan elke jazzliefhebber blind kopen.
Eindwaardering: 4,5 sterren