Dat de uit Vancouver afkomstige Dan Bejar een overactieve workaholic was ligt alweer een periode achter hem. Zijn creatieve vermogen verspreidt hij jaren lang over acts als Swan Lake, Hello, Blue Roses, The New Pornographers en zijn geesteskindje Destroyer. Ondertussen heeft hij een aardige platenkast opgebouwd met releases waar hij aan heeft meegewerkt en doet de artiest het de laatste jaren heel wat rustiger aan. Kwaliteit staat nog steeds ver verheven boven kwantiteit, en met Have Me Met laat hij nogmaals horen dat zijn aandacht ondertussen uitgaat naar het veredelde soloproject Destroyer.
Op Kaputt liet hij zich al duidelijk beïnvloeden door sfeervolle in zichzelf gekeerde white soul uit the eighties, terwijl Poison Season juist een volhardend loyaal georkestreerde ritmische aanpak verdiende. Twee totaal verschillende albums, maar beide oh zo wonderschoon. Zo weet hij zichzelf steeds opnieuw uit te vinden, en neemt het opnameproces ook meer tijd in beslag, na Ken verschijnt nu drie jaar later opvolger Have We Met.
Daarop is duidelijk gekozen om de concentratie vooral op de heldere productie te richten. Hoe Dan Bejar al direct bij Crimson Tide de bas zo vet naar voren in de mix plaatst is heerlijk. Het stroperige slappende baswerk roept herinneringen op naar het strakke new wave tijdperk. De trieste synthesizerklanken hebben dezelfde weemoed als de betere geschoolde Italodisco sound en daar doorheen maakt de gitaar circulerende capriolen als een ware Joint Strike Fighter. Dat het zonder die toevoeging minder klinkt komt bitter naar boven in het stukken kleurlozere It Just Doesn’t Happen. Inderdaad, It Just Doesn’t Happen.
Het avondduistere Kinda Dark laat na het terughoudende begin vervolgens de instrumenten meer ademen en een eigen leven leiden. De vocalen worden verdrongen door het muzikaal Oosters landschap waarop de gitaar stoer paradeert in typerende Keltisch getinte uitbarstingen waar de drums als zoute regendruppels neerploffen. Die ontbreken weer bij het nachtelijke The Television Music Supervisor waarbij de rust van een slaapverwekkend sneeuwbeeld van een overspannen televisiescherm opgeroepen wordt, versierd met spannende geluidscollages.
Niet alles is even sterk, zo valt de kerstballenpop van The Raven als een gesuikerde zoete appel wat zwaar op de maag. Op het softe Cue Synthesizer plagen exotische ritmes de gitaar om gered te worden door de overtuigende bas. De stijgende lijn wordt pas na het saaie zaad dodende University Hill met het titelstuk voortgezet.
Het sfeervolle Have We Met is niet voor niets gekozen als instrumentaal intrigerende sleutelsong. Nog beter dan op de overige tracks komt het weidse gitaarspel tot zijn recht. Dat hij hiermee zich vereenzelvigt met de smaakmakers uit de jaren tachtig mag duidelijk zijn. Zoveel herkenning, maar ook juist net zoveel eigenheid weet het natuurtalent uit de geladen snaren te halen.
Gelukkig laat hij zich niet van de wijs brengen en zoekt hij met The Man in Black’s Blues de kracht van zijn soulplaat Kaputt op. Hier weet hij de geliktheid wel om te smeden tot een perfecte popsong. Zelfs het gerapte tussengedeelte wil niet storen. Met Foolssong wordt er op safe gespeeld, zonder de reddende gitaar zou er weinig van over blijven. Het spannende zoemende einde is er abrupt achter geplakt en voegt ondanks het mysterieuze karakter totaal niks toe.
Zoals verwacht zitten er verschillende pareltjes verborgen in deze gepantserde oester, die zich helaas te weinig opent. Het niveau van de vorige albums wordt zeker bereikt, maar er staan net teveel misstappen op Have We Met.
Destroyer - Have We Met | Alternative | Written in Music - writteninmusic.com