Deep Purple verkende steeds meer de grenzen van hun muziek om die vervolgens te overschrijden. Op dit vierde album is het op initiatief van toetsenist, hier vooral componist Jon Lord dat de groep experimenteert met kruisbestuiving tussen enerzijds scheurende (prog)rock en anderzijds symfonische romantische muziek met een volledig orkest.
De andere groepsleden zaten hier niet om te springen. Gitarist Ritchie Blackmore niet en al helemaal niet nieuwe zanger Ian Gillan, die dubbel in het diepe werd gegooid: in een nieuwe groep van hoog niveau en dat in dit experiment voor de kiezen krijgen.
Maar ook dirigent Malcolm Arnold en het Royal Philharmonic Orchestra zullen met scheve ogen zijn aangekeken. Intern zal de nodige discussie vooraf zijn gegaan, of dit wel zo’n
Concerto for Group and Orchestra wel zo’n goed idee was. Zeker in het Engeland van 1969. Dat het überhaupt doorging is vermoedelijk een wonder op zich.
Het is tevens alweer het tweede album van Deep Purple dat jaar, verschenen in september. Op de oorspronkelijke elpee zijn drie ‘movements’ te horen, onderverdeeld in vier nummers, twee per plaatkant.
Als tiener vond ik dit maar zozo en mijn gevoelens erbij zijn nog altijd gemengd. Waar ik vroeger echter vooral op de rockdelen viel, zijn het nu juist de orkeststukken die me aanspreken. Te vaak beleef ik dat de synthese tussen rock en klassiek is hier nog te veel een poging om (overdreven gesteld) olie met water te mengen.
Mijn moeite zit ‘m vooral in de individuele showcases van respectievelijk Blackmore, drummer Ian Paice en Jon Lord. Helemaal passend in de toenmalige tijdgeest, dát zeker. Nu beleef ik het als minder passend bij een orkest waar het om de compositie met zijn thema’s en motieven gaat. Soms echter lukt het. Als de muziek filmisch is, heb je me beet, zoals het onheilspellende begin van de
Second Movement.
In 2002 verscheen een
uitgebreide versie, waar een kalme commentaarstem in keurig Engels het concert introduceert en vervolgens Purple zonder orkest
Hush, het instrumentale
Wring that Neck en het nieuwe
Child in Time speelt. Pas daarna, zo blijkt, volgde het orkestrale deel.
Het paste dus in de tijdgeest, neem nou Procol Harum: in 1972 verscheen
Live in Concert with the Edmonton Symphony Orchestra.
In een ander muzikaal genre kwam ik laatst het verhaal tegen van bassist Peter Baltes, die metalgroep Accept in 2018 verliet, naar later bleek omdat die groep volgens hem teveel een vaste formule volgt. Hij miste het muzikale avontuur, zoals de symfonische / progrock die hij in in de jaren vóór Accept speelde. Muziek maken met risico's, zoals deze Deep Purple.
Veelzeggend is dat Lord gedurende zijn verdere carrière ruimte bleef maken voor klassiek en diverse kruisbestuivingen. In 2002 trok hij zich zelfs terug uit Purple om andere muziek te kunnen componeren en uitvoeren. Muziek uit de laatste tien jaren van zijn leven, die ik nog eens wil doorspitten.