Als er in mijn ogen dit decennium één iemand een groter podium verdiend, dan is het wel deze Britse ‘Folk’-zanger uit Newcastle. Folk tussen haakjes, want alle traditionele folk aspecten worden eigenlijk direct uit het raam gegooid door de beste man, ter faveure van zijn eigenzinnige interpretaties. Gelukkig wordt bijna al het werk van deze Britse virtuoos in het zonnetje gezet door de redactie van The Quietus, die zijn grootste fans lijken te zijn. Zoals ik ooit ergens in een comment las: Find someone who loves you as much as Quietus loves Richard Dawson. Wat mij betreft een meer dan terechte liefde.
2020 is alweer de vijfde langspeler van Dawson. Dawson is een verhalenverteller in hart en nieren en de focus op ligt vrij verrassend op het hier en nu. Hij zingt over zijn jeugd, gevoelens van angst en onzekerheid en over het Britse leven in het algemeen. De luisteraar krijgt een slice of life aangeboden. Naast dit tekstuele concept als nieuwigheid, heeft Dawson ook zijn elektrische gitaar afgestoft. 2020 is duidelijk classic rock geïnspireerd, soms zelfs tegen het bewust overdreven en truttige aan.
“Jogging” was de eerste single en ik moest zeker even aan de nieuwe insteek wennen. De single groeide echter snel bij mij. Jogging is het kloppende hart van het album en demonstreert perfect waar Dawson op inzette voor dit album. Het is een dynamisch en oprecht geheel, met een verslavend en grandioos gitaarspel. De tweede single “Two Halves” showcased Dawson’s vermogen om een verhaal over te brengen met exact de juiste emotionele impact. Na de wanhopige en hoge uithaal van Dawson komt de zin “I recon daddy’s really dissapointed in me” echt binnen, om vervolgens een zucht van verluchting te voelen als papa hem de keuze tot Fish ‘N Chips of Chinees aanbiedt.
De échte pareltjes zijn echter elders te vinden op de deep cuts van het album. “The Queen’s Head” is prachtig opgebouwd, kent een krachtig refrein en sleept je voor 5 minuten mee naar de overstroomde straten in Noord-Engeland. De albumafsluiter “Dead Dog In a Alleyway” kent een koppig doordreunend ritme en een duistere atmosfeer, maar vooral de vocale melodieën die Dawson hier uit zijn mouw schudt zijn buitencategorie. “Fresher’s Ball” is het meest ingetogen nummer, maar prachtig in al zijn eenvoud. Ook het refrein van “Fulfilment Centre” is noemenswaardig.
Dawson in het type artiest waarbij elke luisterbeurt weer een nieuwe ontdekking oplevert. Van slimme zinsspelingen tot subtiele instrumentatie in de achtergrond of kleine tempowisselingen die je eerder niet opvielen.
Een behoorlijke lofzang voor een album, die ik eigenlijk als een van Dawson’s mindere werken beschouw. Dit toont echter alleen maar het veelzijdige en zeer consistente karakter van Dawson. Minpuntjes van album vind ik toch wel het soms iets te afgezaagde rock karakter van sommige tracks, zoals bijvoorbeeld “Black Triangle”, ook al is dit vast een bewussie geweest. Het op middeleeuwse sprookjes geïnspireerde “Peasant” en de wat langere maar subliem opgebouwde tracks van “Nothing Important” wil ik iedereen aanraden. Dawson is the man.