Bij Sonnevelds
Favorieten expres schrijft
gaucho dat voor hem deze
20 mooiste liedjes volstaan, dus toen ik deze CD tegenkwam heb ik hem ook maar aangeschaft, ondanks de zeven dubbeltellingen met de eerstgenoemde compilatie. Op déze verzameling ontbreken bijna alle komische liedteksten (alleen
Margootje maakt haar opwachting, hoewel de lichte noot in diverse andere liedjes ook niet ontbreekt), en dan valt extra op hoezeer er een ondertoon van al dan niet expliciete weemoed in Sonnevelds repertoire zit, met dank aan superieure tekstschrijvers als Jean Senn (Sonnevelds partner Huub Janssen), Annie M.G. Schmidt, Louis Davids en Jacques van Tol. Sonnevelds precieze dictie en zijn melancholische timbre doen de rest, en als dat hem (en mij) bestempelt als "niet meer van deze tijd", ach, het zij zo. Sonnevelds voordracht van
Ik heb zo vaak aan Amsterdam gedacht slaagt er zelfs in om voor mij zijn hang naar die stad navoelbaar te maken, en dat wil heel wat zeggen.
Een heel mooi voorbeeld van die weemoed (en één van de hoogtepunten van dit album) is
Burgemeester Beekmanlaan (tekst van Friso Wiegersma) over een laan die bij de ik-figuur een onbestemd verlangen dat hij niet kan verklaren oproept, maar het mooiste vind ik toch wel
Scheveningse tram vanwege de sublieme melodie, het subtiele arrangement en de prachtige tekst. In de boekuitgave van het "verzameld cabaret" van Michel van der Plas,
Ben je belazerd ben je bedonderd (eerder verschenen als
Frater Venantius), staat die tekst eveneens afgedrukt, daar echter
De zomertram geheten. Wie zoals ik in Den Haag geboren en getogen is zal misschien net als ik een brok in de keel krijgen bij het laatste couplet:
Op een balkon hier ver vandaan
moet nog een schepje van mij staan.
Zo gaan ze over, al die dingen:
een vader met een wandelstok,
een moeder met een witte rok,
de zomertram naar Scheveningen.
Als Wim Sonneveld geen cabaretier was geweest maar zich als chansonnier had gepresenteerd, zou in ons land zijn succes dan evenredig zijn geweest met de kwaliteit van zijn werk?