Nieuwe Warhaus schreeuwt om hereniging Balthazar
Een jaar na debuutalbum We Fucked A Flame Into Being, ligt de titelloze opvolger van Warhaus al in de winkels. Warhaus, het soloproject van Balthazar-lid Maarten Devoldere, lijkt bij het opzetten van de plaat nog vast te willen houden aan zijn eigen stijl, maar werkt richting het eind van de plaat steeds meer toe naar de bekende stijl van Balthazar. Het gemis van Devolderes muziekvrienden is echter hoorbaar: op zijn tweede solo-album weet de Vlaming onvoldoende te boeien.
Ruim een jaar geleden lastte de populairste popband van België, Balthazar, na een uitgebreide (festival)tour een pauze voor onbepaalde tijd in. Het in 2015 uitgebrachte Thin Walls, dat maar liefst 93 weken in de Vlaamse Ultratop 200 Albums stond, was aanleiding voor een tour van twee jaar lang die door heel Europa leidde. Na een laatste concert op Appelpop (september 2016) ging de vijfkoppige formatie uit elkaar, zodat enkele leden zich op hun eigen muzikale projecten konden gaan richten.
Terwijl Balthazar nog met zijn (voorlopig) laatste optredens bezig was, lanceerde Maarten Devoldere zijn solo-debuutplaat We Fucked A Flame Into Being. Twee maanden later kwam bandlid Simon Casier met zijn soloalbum op de proppen. In november 2016 werd onder de naam Zimmerman het album The Afterglow uitgebracht, dat weinig aandacht naar zich toe wist te trekken. Ook Hinges Of Luck, het album dat Casier een maand geleden uitbracht met zijn band Douglas Firs, heeft het grote publiek nog niet weten te bereiken. Pas veel later, in de zomer van 2017, werd onder artiestennaam J. Bernardt (Jinte Deprez) het elektronische popalbum Running Days uitgebracht. Deprez, die zich net als Devoldere frontman van Balthazar mag noemen, wist deze zomer menig festivalbezoeker in vervoering te brengen met zijn elektronische sound en scoorde met Calm Down de grootste hit van de solerende Balthazar-leden.
Met We Fucked A Flame Into Being zet Warhaus onmiddellijk een kenmerkende stijl neer door telkens het geraamte van een nummer te voorzien van een sterke, repeterende baslijn en op de voorgrond percussie, die meteen de vaste cadans van het nummer laat horen. Vervolgens wordt elk nummer op verschillende wijze aangekleed: vaak door strijkers, maar ook door koperblazers en piano. De warm fluisterende stem van Devoldere, vaak vergeleken met Leonard Cohen, aangevuld door de sensuele stem van Sylvie Kreusch (die eerder lid was van Soldier’s Heart en tevens vriendin van Devoldere) maken de nummers af en geven deze een warm gevoel.
Dit warme gevoel ontbreekt op Warhaus’ titelloze opvolger. Het kenmerkende geraamte staat, vooral aan het begin van de plaat nog overeind, maar deze wordt veel schaarser gekleed. Het album begint als een naakte versie van het debuut: waar de kenmerkende baslijn en percussie weer hoorbaar zijn, is de rest van het arrangement veel minder rijk opgezet en blijft er weinig écht boeiends over. Slecht is het niet, maar de eerste helft van de plaat gaat vrij onopgemerkt voorbij. Eigenlijk weet vriendin Sylvie Kreusch, die ook nu haar medewerking verleent, dit deel van de plaat te redden door de koude, kleurloze composities af en toe licht te verwarmen met haar aangenaam zwoele stem.
Vanaf de tweede helft van de plaat, het nummer Bang Bang om precies te zijn, wordt het interessanter. Het geraamte wordt weer wat warmer aangekleed: een rijker arrangement, met af en toe ook subtiele toevoegingen van gitaar, doet steeds vaker denken aan het herkenbare geluid van Balthazar. De inspiratie voor het typische Warhaus-geluid lijkt hier te slinken en langzaam wordt weer duidelijk waar de dertigjarige Vlaming eigenlijk thuishoort. Dit deel van de plaat schreeuwt om een hereniging van Balthazar, want al komt Devoldere hier dichtbij, om de melodieën net zo pakkend en verslavend te krijgen als op Thin Walls en voorgangers Rats en Applause, heeft hij toch echt zijn vier muziekvrienden nodig.