In de tweede helft van de jaren zeventig had je een heleboel vooral Amerikaanse artiesten en albums met een bepaalde 'smooth sound': softrock met een scheutje funk en/of jazz, uitgevoerd door de beste sessiemusici uit de business en opgenomen in de duurste studio's. Muziek die op het eerste gehoor aan je voorbij lijkt te glijden, maar bij nadere beluistering veel detaillering herbergt, met leuke muzikale loopjes en productionele vondsten.
Ze noemden het destijds de 'L.A. Westcoast sound', met Steely Dan, Kenny Loggins, Michael McDonald, het softere werk van Toto, de latere Chicago en de eventjes heel hotte singer/songwriter Christopher Cross als bekendste voorbeelden. Maar er waren er veel meer, al was het vooral muziek voor muzikanten, die smulden van de gelaagdheid en de subtiliteiten in dit soort nummers.
Fast forward naar circa 2000: we zijn dit soort muziek dan allang vergeten, totdat het terug in de belangstelling komt dankzij een internetserie die 'Yacht rock' is getiteld. Het wordt een geuzennaam voor dit soort muziek, die dan ook wordt herontdekt en weer een zekere populariteit geniet.
De meest poprecensenten en -liefhebbers halen er nog steeds hun neus voor op, maar ik mag er graag van genieten. Het heeft altijd een lichte swing en soms is deze cleane, breezy muziek zelfs downright funky. Vanaf 2013 wordt dat zelfs ontdekt door club-dj's, die er zowaar fijnproevers mee de dansvloer op krijgen.
De Duitse DJ Supermarkt (what's in a name) heeft er inmiddels een reeks van compilaties aan gewijd onder de passende titel 'Too slow to disco', waarvan dit het derde deel is. Naast bekende(re) namen uit het genre, zoals de pophits van Lee Ritenour en Grateful Dead is dit deel vooral gevuld met onbekende grootheden. Ik vind mezelf een redelijke kenner van het genre, maar van het gros op dit album heb zelfs ik nog nooit gehoord.
Larry Carlton is een gevierd sessiegitarist, Bob Welch en Jeremy Spencer brengen een Fleetwood Mac-verleden mee, Cornelius Bumpus (zijn echte naam!) speelde sax en piano op platen van de Doobies en Steely Dan en David Gates was de zanger van Bread. Dat laatste valt op het glossy, maar anonieme Silky niet echt terug te horen, terwijl Jeremy Spencer's Cool breeze eveneens verschrikkelijk anoniem voorbijtrekt, al klinkt zijn gitaarspel dan nog wel aardig door.
Met uitzondering van Bumpus en zijn kwartet zijn juist de tracks van de bekende namen de mindere nummers op deze compilatie. Het zijn vooral de onbekende grootheden die uitblinken, met Pratt & McClain, Archie James Cavanaugh, Vapour Trails en de Franstalige Canadees Dwight Druick als leveranciers van de leukste en meest dansbare stukken.
Waarmee deze verzamelaar uiteindelijk een hele dikke voldoende scoort, want het is aangenaam luistervoer voor mensen die van glossy pop met subtiele muzikale wendingen houden. Ook op de dansvloer...