Ruim een jaar luisterde ik op mijn eigen radiocassetterecorder naar Hilversum 3 toen
No More Heroes van The Stranglers voorbijkwam. Was voorganger
Something Better Change al zo lekker, dit vond deze piepjonge tiener nóg beter. Vier maanden na release haalde het in januari 1978 de Top 40 en Nationale Hitparade. De beelden in TopPop vond ik
hilarisch, al kende ik dat woord nog niet. De grommende bas en snelle toetsenladders, de melodie en tekst voor zover ik die kon begrijpen: ik kreeg er vlinders van! Hetzelfde gold voor de albumhoes, zeker nadat ik hem bij een oudere neef zag staan. Een juweel. Kortom, díe plaat wilde ik horen.
Toen ik in 1980 lid werd van de fonotheek en de poort naar elpees voor mij openzwaaide, stond ie daar niet. En dus moest ik ’t met de voorganger doen. Dat was allesbehalve een straf, hoe goed is die immers! Van de opvolger bleef ik dromen, die kon alleen maar beter zijn.
Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat ik ‘m eindelijk hoorde. Inmiddels op een geleende cd, vinyl was iets geworden voor mensen die ho-pe-loos achterliepen.
Maar helaas. Waar ik het debuut zo ontzettend goed vond, viel de opvolger tot mijn verbazing tegen. Buiten de twee singles deed de muziek me niet zoveel, al waren
Burning Up Time en de enige bonustrack op die cd
5 Minutes dik okay.
Opnieuw twintig jaar verder schafte ik ‘m dan eindelijk aan, op vinyl. Hoe wispelturig blijk ik: tegenwoordig valt ie weer mee! Nu pas valt op hoe fraai de bas in
I Feel Like a Wog samenvalt met de lage synthesizertonen, wat een moddervette groove veroorzaakt. En
Peasant in the big shitty (leuke woordspeling) is heerlijk met zijn 9/4 maat. Ook opvallend: de plaat klinkt nog bozer dan het debuut.
Dat neemt niet weg dat ik inmiddels begrijp wat ik eind jaren ‘90 naast goede composities miste: de flitsende toetsenlijnen van Dave Greenfield. Op kant A duiken die pas in de slotsong op, op kant B eigenlijk alleen in de titelsong. Op de andere nummers overheerst een simpeler soort woede, hier en daar vergezeld door teksten die sinds hesjtekmietoe terecht in de ban zijn.
Andere MuMe-schrijvers beschreven de oorzaken voor het tegenvallende plaatje. Wie iets weet van de platenindustrie van die dagen herkent het beeld. In zijn autobiografie
Rainbow in the Dark (2021) vertelt ervaringsdeskundige Ronnie James Dio meer over dit soort platenwereldwetten en -dynamieken. Uiteraard stond het maken van winst centraal, waarbij nieuwgetekende bands een beperkte tijd hadden van twee á drie jaar om door te breken. Meneer Dio beschrijft verder op welke niveaus je daarna werd ingeschaald, wat interessante leeskost oplevert.
Het eindoordeel. Bij de concerten die ik van de band zag in ’14 en ‘19 zaten behalve de twee singles van dit album ook
5 Minutes plus
Peasant… in de set. Terecht, die tracks zijn onverwoestbaar. Dit mag dan niet hun beste plaat ooit zijn, de gitaarsolo in
Something… bijvoorbeeld, heerlijk! Al met noch een hoog-, noch een laagvlieger met vier heerlijke songs.