D'r bestaan verscheidene manieren om de kuddedans te ontspringen, zo heb ik ooit tijdens een voorts gezellig wandeltochtje in Gent eens een halve zool zien rondlopen die het nodig vond om met een roze hoed op zijn tronie te paraderen en ken ik iemand die bij hoog en laag zweert dat er niks boven Happy Days gaat… ik ga deels akkoord maar me daarom kleden alsof ik Arthur Fonzarelli in hoogsteigen persoon was… nee daarvoor pas ik dus.
Een beter manier lijkt me dan toch door de muzikale grenzen te verleggen, iets waar Dolphy op dit album – en laten we wel wezen, gewoon zijn hele carrière – met verve in sloeg. Het begint al bij zijn instrumentarium : een altsax, fluit en basklarinet. Vooral op het laatstgenoemde blaast Dolphy als een wervelwind je veilig en conservatief muziekbeeld aan gruzelementen, nooit dook namelijk iemand met zoveel klasse en overtuiging tussen de verschillende registers : hoog, laag, traag, snel,… zijn basklarinet jankt, huilt en snottert het uit alsof het zelf aan het woord werd gelaten.
Ook op de fluit en sax gaat hij hevig tekeer, dezelfde passie die in het liefdesspel aan bod komt, voert ook hier het hoge woord en soms, af en toe, betrap ik mezelf wel eens op de gedachte dat die Dolphy meer van zijn sax hield dan van het vrouwelijke wezen, dat hij eigenlijk een geheime relatie onderhield met die instrumenten van hem, al vind ik op andere tijdstippen dan weer dat ik geweldig uit mijn nek aan het kletsen ben…
Overigens ook hoed af voor de ritmesectie hier aanwezig. Krachtige verrassende uithalen van het drumstel, atypische baslijnen die alle verbeelding tarten, behoorlijk aangenaam wat daar allemaal in de achtergrond gebeurt.
De grootste kracht van het album ligt dan waarschijnlijk ook wel in de aparte manier waarop men de instrumenten hier benadert, iedereen lijkt met een vuur te spelen dat bij momenten aardig knettert. Wat zeg ik aardig? MEESTERLIJK!!!!!!

Dolphy
