In de hausse van Engelse bandjes in de jaren zestig, behoorden een groot aantal van die bands tot het beste dat het land heeft voortgebracht. De in Londen geformeerde Small Faces hoort daar zeker bij.
Zanger en gitarist Steve Marriott, bassist Ronnie Lane, drummer Kenney Jones en toetsenist Jimmy Winston begonnen de band in het midden van die "roaring sixties". In 1966 werd Winston vervangen door Ian McLagan en tot dat moment had de band al materiaal uitgebracht, waarvan de single "SHA-LA-LA-LA-LEE" het tot de top 3 in Engeland geschopt had. In de Nederlandse Top 40 was het een kleine hit. "ALL OR NOTHING" was in 1966 de eerste nummer één hit in Engeland, waarna in 1967 klassiekers als "ITCHYCOO PARK" (nummer 3 in de Nederlandse Top 40), "TIN SOLDIER" en de Nederlandse nummer één hit "LAZY SUNDAY" volgden. Op 24 mei 1968 verscheen het derde album "OGDENS' NUT GONE FLAKE" van het viertal. In Amerika kwam in 1967 het album "THERE ARE BUT FOUR SMALL FACES" uit, maar dat was een louter Amerikaanse release. "OGDENS' NUT GONE FLAKE" verscheen dus in 1968, twaalf tracks, ruim 38 minuten prachtige muziek, waarvan één kant gebaseerd is op een sprookje. De albumtitel en hoes waren ontleend aan het tabaksmerk Ogden's Nut-brown Flake, dat eind 19e eeuw in Liverpool werd gefabriceerd.
“OGDENS’NUT GONE FLAKE” gaat van start met het instrumentale titelnummer, dat een soort variant is op de geflopte single “I’VE GOT MINE” uit 1965. Heerlijke melodielijn, lekker gitaarriffs en power drums, een geweldige opener. Het psychedelische “AFTERGLOW (of your love)” was in 1969 in Nederland de laatste hit die de band scoorde. Het orgelspel en de zang zijn de hoogtepunten in deze rocker. Aanstekelijk, dat vind ik van “LONG AGOS AND WORLDS APART”, zonder dat de drums daarvoor zorgt. Die vallen pas na zo’n anderhalve minuut in en dan is het nummer al over de helft. Mooi gitaarspel en de zang zorgen ervoor dat dit nummer mij pakt. Toetsenist McLagan neemt de leadvocalen voor zijn rekening in dit nummer. “RENE” is het langste nummer van het album, wordt gezongen in het cockney-Engels en dat zorgt voor een mooie aanvulling aan deze spannende rocker. Het middenstuk wordt gevuld met pakkende riffs, subtiele mondharmonica bijdragen en mooi orgel- en pianospel. “SONG OF A BAKER” begint met een Cream-achtig begin. Een bluesy rocker met goede melodielijn, gitaarriffs en samenzang, topnummer! In “LAZY SUNDAY” zingt Marriott ook weer in het cockey-Engels en de het drumwerk van Jones vind ik in dit nummer erg gaaf.
“Kant twee” van "OGDENS' NUT GONE FLAKE" is getiteld “HAPPINESS STAN” is heeft een concept. We volgen Stan die op zoek gaat naar de andere helft van de maan, nadat hij een nacht een halve maan had gezien en niet inzag wat daar de reden van is. “HAPPINESS STAN” is het eerste nummer daarvan en begint met een verteller, die voor de samenhang moet zorgen. Het nummer is een geweldige track, tempowisseling, prachtige instrumentatie en melodielijn. Ook “ROLLIN’ OVER” begint met de verteller, Stanley Unwin heeft dat voor zijn rekening genomen. Als de muziek eenmaal begint krijg je een echte Small Faces track te horen, toetsen, drums en zang zijn perfect in balans in deze pakkende rocker. “THE HUNGRY INTRUDER” begint als een ballad, maar is een lekkere sixties song waarin Marriott en Lane de leadzang delen. “THE JOURNEY” begint met aanstekelijk drumwerk, orgelspel en nummer blijft wat mij betreft een beetje hangen in goede bedoelingen. Goed gespeeld en gezongen, zonder dat het ergens echt spannend wordt. In “MAD JOHN” wordt het mindere vorige nummer weer goed gemaakt. Prachtig gitaarspel begeleid Marriott die fantastisch zingt. Opnieuw cockney zang in “HAPPY DAYS TOY TOWN", gedeelde leadzang door Marriott en Lane en een mooi slotakkoord van een prachtig album.
Kritische noot is dat de gesproken delen soms te lang zijn, waardoor mijn aandacht wat verslapt. Als ik puur naar de muziek kijk, dan is dit een terechte klassieker en is het ook terecht dat dit album de eerste plaats in de Engelse albumlijst wist te behalen. Niet lang hierna ging de band uit elkaar. Marriott ging naar Humble Pie, de rest richtten samen met Rod Stewart The Faces op en in 1975 kwamen de heren weer even samen, overigens maar kort met Ronnie Lane, die al snel na de reünie het kwartet verliet. Small Faces horen wat mij betreft bij die grote groep van sixties bandjes, die het muzikale landschap voorgoed deden veranderen en dit album is daar een ultiem voorbeeld van.