Soledad
Met: Archie Shepp (tenor saxophone), John Tchicai (alto saxophone), Alan Shorter (trumpet), Roswell Rudd (trombone), Reggie Workman (bass), Charles Moffett (drums)
Ja een klassieker dus! Een betere ode had koning Trane niet op mogen hopen. Dit is met afstand één van mijn favoriete freejazz classics, desert island discs afijn ik schiet superlatieven tekort. En ook hier het nostalgische aspect: één van de allereerste freejazz platen die ik kocht om het een kans te geven. Besteld bij Bol in de tijd dat cd's daar nog gewoon 7,99 kostten en het aanbod ook nog redelijk was.
Als ik de line-up zie... dat zorgt nog steeds voor enige opwinding. Een uitstekende selectie uit de voorhoede van de freejazz scéne van de jaren '60. Shepp heeft hier al die harde bluesy lyriek maar kleurt nog enigszins binnen de lijntjes. Alan Shorter (Wayne's onderbelichte broertje) met zijn zachte bijna Ben Webster achtige stijl op de trompet. Roswell Rudd als vreemde blanke eend in deze radicaal Afro centrische wereld op de trombone: constant spelend met thema's ideeën, kleuren en de blues. De trombone is niet helemaal mijn instrument maar als hij er is geef em dan maar aan Rudd, Julian Priester of Grachan Moncur III. Reggie Workman, die heb ik al teveel lof op deze site toegezongen maar fuck ook hier is hij weer in vorm. Duidelijk geen piano aanwezig en dat levert hem veel vrijheid op: samen met Moffett duikt hij de vrijheid in. Zo ontstaan er paletten die me erg doen denken aan de muziek van Ornette Coleman.
Dan nog de composities: hoe saai was het geweest als het een ode was geweest door wat composities na te spelen. Maar elke compositie krijgt er stevig van langs: het is gelukkig allemaal zo anders dan wat de grote meester er zelf van maakte. Bovendien speelde Shepp ook met Trane en niet onder Trane. De heren luisterden en beïnvloedden elkaar. Het mooiste voorbeeld daarvan is de ballad Naima die hier behoorlijks stevig wordt neergezet met mooie achtergrond frases van de rest van de band. Grote knaller van de plaat is Shepp's eigen Rufus (Swung His Face At Last in The Wind, Then His Neck Snapped). Die titel verdient natuurlijk al goud. Het nummer swingt als een gek, de solo van Tchicai is de beste die ik van hem op plaat ken maar vooral de interactie tussen Moffett en Workman is briljant. Freejazz is één ding maar het zo kunnen laten swingen en grooven is ook iets.
Deze plaat vormt één van de fundamenten van de Amerikaanse freejazzscéne. Een werkelijk onderscheidende plaat, zoveel anders dan al het andere werk dat er destijds uit kwam. Voor mij ook een concreet voorbeeld van het feit dat ik die Amerikaanse scéne origineler en interessanter vond dan de tevens opkomende Europese freejazz scéne. Binnen de Amerikaanse draaide het toch nog steeds om emotie, interactie, compositie en samenspel.