Met: Miles Davis (trompet); George Coleman (Tenorsax); Ron Carter (bas); en:
Track 1, 3, 5: Victor Feldman (piano); Frank Butler (drums)
Track 2, 4, 6 Herbie Hancock (piano); Tony Williams (drums)
Seven Steps to Heaven ritst twee studiosessies uit 1963 in elkaar. De drie oneven tracks zijn in april van dat jaar opgenomen in Los Angeles. Alle drie dromerige ballads, waarop buiten Davis alleen de Engelse pianist Victor Feldman een rol van betekenis speelt.
Terug in New York plukt Davis wonderkind Anthony Williams uit de band van Jackie McLean, en huurt hij Herbie Hancock in als nieuwe pianist. Met hen neemt hij in mei de even nummers van dit album op.
De in Californië achtergebleven Feldman laat ook hier zijn sporen na, als componist van ‘Seven Steps to Heaven’ (met Davis), en ‘Joshua’. Als pianist geeft hij aan de drie standards die in Los Angeles worden opgenomen (toepasselijk) meer een West Coast-gevoel mee, vergeleken met Davis’ vorige pianist Wynton Kelly.
Deze ballads doen soms denken aan de rustigste stukken op Kind of Blue, met die impressionistische pianonoten dwarrelend achter smachtende trompethalen van Davis. Het mist een beetje de verfijning en originaliteit om écht het niveau te halen van Davis’ meest beroemde plaat, maar liefhebbers van die sound moeten deze opnames zeker niet overslaan.
De sessie in New York is een interessante proloog op Davis’ tweede grote kwintet. Daarvan ontbreekt hier Wayne Shorter nog, in plaats daarvan vult George Coleman kundig het gat dat in Davis’ ziel is achtergebleven na het vertrek van John Coltrane.
Sterke band, waar we al de postbop-feel in kunnen ontwaren die de band in de jaren daarna met Shorter zou ontwikkelen. Davis omschrijft in zijn autobiografie dat hij tijdens deze opnames voor het eerst in een paar jaar weer enthousiast werd van de muziek die hij maakte. Dat hoor en begrijp ik heel goed, al is het meer de creatieve energie van het ritmische trio Hancock/ Carter/ Williams die indruk maakt (vooral die laatste) dan de nummers op zich.
Seven Steps to Heaven is bij vlagen behoorlijk sterk, maar misschien wat minder origineel en coherent dan de het beste werk van Davis (inclusief zijn volgende platen met het ‘tweede kwintet’). Het afwisselen tussen twee stilistisch totaal verschillende sessies zorgt voor een fijne variatie, maar ook voor een album dat als geheel niet echt een eigen sfeer heeft.