Dat The National – twee broers, twee broers, één zanger – één van de meest succesvolle bands van de laatste jaren is, en dan zeker in het alternatieve circuit (lees, in dit geval: Studio Brussel voor de Belgen), is geen geheim. Maar, je weet hoe dat gaat met populariteit. Een bandje, een zanger of zangeres is al gauw populair bij het grote publiek als het wat oppervlakkig en makkelijk klinkt. De werkende mens ontspant zich graag, blaast graag stoom af, en welke uitlaatklep is daar nu beter voor dan alcohol en eenvoudige feestmuziek? Juist ja, de muziek van De Romeo’s.
The National bewijst echter dat het ook anders kan. De muziek die deze mannen maken, is op de grens tussen de makkelijkere en moeilijkere muziek te vinden. Muzikaal is het allemaal vrij toegankelijk, maar het zijn de schitterende, diepgaande teksten van Matt Berninger – ongetwijfeld geschreven tussen het kraken van twee flessen rode wijn door – die de nummers naar een heel ander, en hoger, plan tillen.
Natuurlijk zijn de 13 nummers die op ‘Trouble Will Find Me’, zoals de nieuwe plaat getiteld is, ook muzikaal meer dan de moeite. De productie is niet aalglad, maar ook niet gruizig. De grijze zone daartussen wordt erg goed benut door de broertjes Dessner, die zich erg knap van deze taak kweten. Een heel scala aan gastartiesten passeert in de 55 minuten tussen de begintonen van het plechtige ‘I Should Live in Salt’ en de heilzame afsluiter ‘Hard to Find’ de revue. Enkele markante namen: Sufjan Stevens (ook al op ‘High Violet’ te horen), die piano, synths en drummachine hanteerde. Annie Clark en Sharon Van Etten (die soms bekoorlijk mooi op de achtergrond te horen zijn). Nico Muhly, de bij vlagen briljante arrangeur die we van onder andere Antony & the Johnsons kennen. En zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan.
Om maar aan te tonen dat deze plaat, bovenop de totaalsom van de vijf bandleden, nog ‘ns zoveel extra kwaliteit in huis heeft. Na de zeer goed ontvangen voorgangers ‘Boxer’ en ‘High Violet’ (hun doorbraak bij het grote publiek), vreesde ik aanvankelijk voor een terugval, of op z’n minst een knieval voor de commerciële radio. Maar dat blijkt dus niet het geval te zijn. Het vijftal doet nog steeds waar zij momenteel de beste in zijn; een geest geven aan songs. De sfeer die rond de nummers hangt, is gevarieerd; nu eens beklemmend intiem, dan weer gracieus, nog een andere keer uitbundig. ‘Demons’ was het eerste nummer dat ik hoorde; ik was er meteen weg van. Nu behoort het niet eens meer tot mijn favorieten op dit album. ‘Don’t Swallow the Cap’ is dan weer het omgekeerde verhaal. Dat nummer, dat doet denken aan Joy Division, en waar Berninger zijn keel verrassend openzet en zelfs z’n falsetto bovenhaalt (ik wist niet eens dat deze brombeer daarover beschikte), kon me in eerste instantie slechts matig boeien. Maar nu kan ik het blijven beluisteren; stuk draaien zit er voor het eerst nog niet in.
‘Sea of Love’ was dan het derde nummer dat mijn oren bereikte. De poppy sound verraste me wel; en zo zijn die eerste 3 nummers die ik had gehoord, geheel verschillend van elkaar. Ik wist toen al dat het wel snor zat met het album, en dan zeker de variatie. Maar het is ook belangrijk om een soort eenheid, een soort rode draad in de plaat te stoppen. En, hoewel ik die rode draad nooit kan benoemen, voel ik dit bij de eerdere platen. En ook ‘Trouble Will Find Me’ lijkt één overkoepelend gevoel uit te ademen. En ook ditmaal kan ik het absoluut niet benoemen.
The National schreef ondertussen een nummer voor de bekroonde serie Game of Thrones, en in de videoclip van ‘Sea of Love’ lijkt het alsof Peter Dinklage (de dwerg Thryion in die serie) een verschijning maakt. Maar ik denk niet dat hij het is. Toch is het een erg goeie clip, al volg ik dat hele clipgebeuren niet zo. Maar af en toe slaagt er toch eentje er in om mijn aandacht op te eisen. Zeer aangename, ludieke, vreemd genoeg zelfs hartverwarmende clip.
De albumhoes is intrigerend, en toch wel wat mooier dan die van ‘High Violet’, naar mijn mening. Een interessant beeld, vooral; men heeft een inkeping gemaakt in een spiegel, groot genoeg voor een hoofd, maar niet voor een heel lichaam. Het hoofd wordt erdoor gestoken, en kan zichzelf bewonderen in de spiegel. Maar het ziet zijn lichaam niet, en voelt zich dus stuurloos. En hulpeloos. Het is gedoemd om te blijven liggen, tot het wordt opgeslokt door de duisternis. “If I stay here, trouble will find me”, klinkt het in ‘Sea of Love’. Ziedaar mijn eigen interpretatie voor wat betreft de hoes.
Tot slot haal ik nog enkele uitblinkers uit het totaalpakket, en leg deze onder mijn loep. De eerste die ik bekijk, is mijn absolute favoriet; ‘Pink Rabbits’. Alleen het begin van de song – deemoedige pianoklanken, die op je af komen gehuppeld als een gewond konijntje – maakt de aanschaf de moeite waard. En het wordt alleen maar mooier. Een “pink rabbit” is naar het schijnt een soort drankje met Nesquik en tequila (kan toch niet goed zijn?), maar dat is van minder belang, in feite. ‘Pink Rabbits’ is een schrijnend relaas over een teloorgegane liefde, en hoe de verteller toch wanhopig blijft geloven in het waanbeeld van de onverzettelijke liefde (“Am I the one you think about, when you’re sitting in your fainting chair drinking pink rabbits?”). Uiteindelijk komt de ontnuchtering, maar die gaat gepaard met een schokkende conclusie (“You said it would be painless, a needle in a doll; you said it would be painless; it wasn’t that at all”). Liefde doet zeer. Ook wordt er gerefereerd naar het album ‘Bona Drag’ van Morrissey.
‘Humiliation’ is het ‘Runaway’ van ‘Trouble Will Find Me’. Dezelfde machtige sound, die beter tot z’n recht komt als je het album in z’n geheel luistert. Als op zichzelf staand nummer klopt het plaatje gewoon net niet, en dat heb ik ook met ‘Runaway’. Voor de rest zijn het totaal verschillende nummers natuurlijk, en toegegeven; ‘Runaway’ is nog net wat indrukwekkender. ‘Humiliation’ is wel de enige song die boven de 5 minuten klokt, zij het maar net.
Het eerder aangehaalde ‘Don’t Swallow the Cap’ is een trein die non-stop op je af komt gedenderd. Deze song bruist van het leven, en de verwijzingen naar albums van Nirvana (‘Nevermind’) en The Beatles (‘Let It Be’) zijn ook mooi meegenomen. ‘Fireproof’ is ook één van de beste nummers op de plaat, met onder andere de fantastische zinsnede “Jennifer, you are not the only reason; my head is boiling and my hands are freezing”. Dit is één van de simpelste teksten van Berninger op dit album, de ik-persoon kijkt op naar zijn Jennifer, die zelfs tegen vuur bestand lijkt te zijn. Een meisje in een ijzeren corso. Aan de andere kant kan ik me ook inbeelden dat deze sterkte ook z’n nadelen heeft. De ivoren toren kan zo hoog worden dat je alle voeling met de werkelijkheid verliest, en dat de innige band tussen twee personen uiteindelijk knapt. Jaloezie en afgunst zijn niet fraai, maar een te immense bewondering is evenmin wenselijk. Het draait ‘m vooral om evenwicht. Yin en yang, dat soort dingen.
‘Trouble Will Find Me’ is niet de klapper die ik in gedachten had, maar wel een mooie volgende stap in het inmiddels toch al behoorlijk machtige oeuvre van The National. Vergis u niet; dit album is wel degelijk meer dan een voetnoot in de carrière van de band, hoewel deze altijd wel in de schaduw zal staan van zijn voorgangers. Tot een volgende plaat, misschien. Dan staat die in de schaduw van ‘Trouble Will Find Me’, wie weet. Maar daar gaan we nog niet aan denken, dat is toekomstmuziek. Ik leg gewoon deze plaat nog ‘ns op, en geniet er voor de zoveelste keer met volle teugen van.
4 sterren