Ik beluisterde dit album voor het RYM top-250 review topic – anno augustus 2022 was dit RYM #200
Van de vele eenlingen die met gitaar of harmonica liedjes zingen is Townes van Zandt misschien wel mijn favoriet. Townes voelt binnen mijn voorkeuren heel compleet. Hij heeft een prettige net-niet-nonchalante kalmte, een speciale combinatie van koude thematiek in een warme verpakking en een intelligente voordracht zonder in complexiteit te verzanden. Hij kan in zijn discografie variëren van cynische humor als ‘Fraternity Blues’ tot ongeziene niveaus van ellende als ‘Marie’. En vanzelfsprekend alles daar tussenin. Ondertussen
spreekt zijn stem: het maakt niet uit wat hij zingt want de rijkdom zit in de stem en het gebruik ervan. En dat alles overladen met een ontroerende tragiek die als rode draad door zijn leven en daarmee verbonden muzikale carriere loopt. Deze self-titled plaat is denk ik zijn bekendste.
Nu hebben we in de RYM-lijst eerder literaire aspiraties en dito pretenties gezien, met recent zelfs een Nobelprijswinnaar in de gelederen, maar als er dan toch muziek recht heeft op die kwalificatie, is het voor mij de doordachte eenvoud van Townes. Zelfs wanneer er geen touw aan vast te knopen is blijft hij dichtbij en zijn ‘down to earth’ houding maakt zijn verre van vlakke emoties geloofwaardig. Ik kan me niet eens zozeer identificeren met wat hij zingt, daarvoor is het me te neerslachtig, maar des te meer met hoe hij zingt. Eenvoudig, subtiel en met heel veel oog voor detail. Zowel vocaal als tekstueel zou ik hem tot de top-5 zangers rekenen.
Ook in de begeleiding van
Townes van Zandt zit een zeldzame subtiliteit, van het minimalistische gitaartje op ‘Lungs’ tot het nonchalante trommeltje op ‘Columbine’. Zelfs traditioneel country-achtige klanken in nummers als ‘Don’t take it too bad’, die me eigenlijk nooit liggen en algauw te typisch worden, kan ik goed hebben zolang Townes ze begeleidt. Opeens klinken ze in balans. Hoe ‘kleiner’ de aanpak, des te meer nadruk komt te liggen op wat je zingt en speelt, en in dat licht is het zuivere nihilisme van
Townes van Zandt doorlopend raak. De weinige keren dat hij uit zijn slof schiet, op ‘Fare Thee Well, Miss Carousel’, is zijn verbitterde emotie zo allesverzwelgend dat je in vijf minuten een hele albumportie binnen hebt. Van de eindeloze diepte in de stem van Townes krijg ik het koud en warm tegelijk.
Het is begrijpelijk dat Townes als zonderling figuur nooit echt grote successen kende. Zijn aanpak is heel nabij en kleinschalig, en leent zich niet voor grote gebaren. Toch kan ik eindeloos naar hem luisteren: hij maakt muziek die je niet in een keer omverblaast, bij oppervlakkige beluistering zelfs een beetje al te zuidelijk Amerikaans kan klinken, maar bij elke beluistering weer iets naderbij komt en vertrouwder wordt – voorlopig zonder eindstation.
Ik dacht dat ik deze lang en breed op 4.5* had, maar blijkbaar niet. Bij dezen rechtgezet – dicht bij 5* zelfs.