Met: Miles Davis (trompet); George Coleman (tenorsax); Herbie Hancock (piano); Ron Carter (bas); Tony Williams (drums)
Een aantal dagen terug schreef ik al een recensie bij
Four & More, de liveplaat die werd samengesteld uit meer uptempo nummers van dit benefietconcert van 12 februari 1964. De ballads waren een jaar voor het uitkomen daarvan al uitgebracht als
My Funny Valentine (de releasejaren zijn respectievelijk 1966 en 1965, correctie hiervoor ingediend).
Ik had een beetje mijn twijfels tussen deze tweedeling tussen snel en rustig, maar waar ik op Four & More me na een uur nog een beetje murw gebeukt voelde, is
My Funny Valentine eigenlijk genieten van het begin tot het einde. Sterker nog, het is waarschijnlijk mijn favoriete liveplaat van Davis tot dusver (ik moet dan nog wel een keer goed gaan zitten voor de befaamde ‘Plugged Nickel’-opnames van een paar jaar later, en nog wat andere dingen).
De kalme, uitgesponnen arrangementen zijn eigenlijk de perfecte achtergrond voor Davis’ koele, snerpende trompetstijl. Coleman is dan weer het ideale tegengewicht, romantisch en vloeiend, en Hancocks lyrische, meditatieve stijl is zowel perfect in de solo’s als in de begeleiding (we horen al een voorzichtige echo van Hancocks al even voortreffelijke
Maiden Voyage van een jaar later, met welke deze plaat vier spelers gemeen heeft). Williams en Carter zorgen op de achtergrond dat de muziek in beweging en onvoorspelbaar blijft.
Helaas zou Coleman kort hierna de band verlaten, volgens Davis omdat Tony Williams (informele bandleider van het Tweede Grote Kwintet) hem niet avontuurlijk genoeg vond. Avontuurlijker zouden ze zeker nog worden, maar ik weet niet of het kwintet met Wayne Shorter ooit nog deze mate van muzikale perfectie en emotionele zeggingskracht heeft bereikt, eerlijk gezegd.