Je hebt van die artiesten die je leert kennen aan de hand van één nummer, waarna je je eerder toevallig in hun muziek gaat verdiepen, en met platen tevoorschijn komt waar je uiteindelijk verliefd op wordt. Menig MuMe-user zal bij het lezen van deze opening en het zien van mijn naam meteen denken aan Bob Dylan, maar dit stukje is gewijd aan de nieuwe plaat van een andere held van mij. Hij staat op een lager voetstuk, maar toch, een held. De man met de achttienkaraatsstem. Van Morrison.
Van the man heeft nog steeds dat unieke stemgeluid, dat uit zijn keel lijkt te ontsnappen als een half mirakel. Op ‘Born to Sing: No Plan B’ laat hij dit weer maar ‘ns horen, en dit is zelfs, na slappe plaatjes, weer een bijzonder, verrassend sterk album geworden. In een uur pakt hij de luisteraar in, stijgt ver uit boven de o zo grijze middelmaat, en laat horen waarom hij zo’n gevierd artiest is. Morrison, de Ier met een strot als een tweetrapsraket; weinigen ontsnappen aan diens vizier.
‘Born to Sing: No Plan B’ roept de liefde van Morrison voor de oude genres op. Jazz, blues, folk. En soul, want een stem als die van Morrison bestrijkt zo’n brede oppervlakte, dat het eigenlijk niet in te delen is. De instrumentatie bevindt zich echter wel vooral binnen dat kader. De coole, subtiele pianotoetsen op de swingende opener en logische single bewijzen dat. De saxofoon is een instrument dat Morrison dicht bij z’n hart bewaart. Hij bespeelt het graag, en onomatopeet ook graag (als ik dit zelfstandig naamwoord even mag omzetten in een werkwoord). De liefde voor muziek en het plezier dat de beste man er nog steeds in heeft; het ligt er dicht op. Wat me ook opvalt, is de centrale plek voor het thema “Geld” in de liedjes. In de opener is er al een verwijzing (“Money doesn’t make you fullfilled; money’s just to pay the bills”), verder op de plaat wordt het steeds directer.
Morrison bestrijkt echter ook nog andere facetten. Op het eerste gehoor schrijft hij simpele teksten, maar er zit toch altijd meer achter. Aan de luisteraar om die interessante zoektocht tot een goed einde te brengen.
‘Going Down to Monte Carlo’, de eerste van twee wereldsongs op dit album. De feel zit helemaal goed. Morrison (en zijn muzikanten, natuurlijk) mengt op meesterlijke wijze blues en jazz door elkaar, en maakt er zijn eigen voortreffelijke sausje van. Dat Morrison zich nog steeds verbaast over de kleinburgerlijkheid van mensen, al kent hij Sartre, geeft aan dat hij een nobele inborst heeft. Ook mooi is dat hij zijn stem wederom als instrument gebruikt, en dit doet hij dus echt goed; oké, je kan zeggen, dit hoeft niet, maar mijns inziens draagt het bij aan de authenticiteit van de plaat. En het past ook gewoon erg goed bij het karakter; het is een warme plaat, die als goed alternatief zou kunnen dienen voor Tom Waits’ ‘Closing Time’, hoewel ik die nog een stuk hoger inschat.
Wat de albumcover betreft, ben ik het trouwens eens met de meerderheid; die is niet bepaald om aan te zien. Een albumcover is altijd een mooie extra, en ik let er ook wel op, maar bovenal is het de muziek waar het om draait.
De titelsong (vooruit: halve titelsong

) is een derde sterk nummer op rij, en neigt wat meer naar de opener; het nummer swingt lekker, en Morrison weet waarover hij het heeft, wanneer hij zingt “Passion’s everything; when you were born to sing”. De instrumentatie is misschien iets minder dwingend dan in de vorige nummers, maar dat hoeft ook niet; dit nummer swingt wel degelijk, maar dan erg laidback. Niets hoeft, een ode aan het zingen.
Het wat lauwe ‘End of the Rainbow’ luidt een iets minder middenstuk in, met verder ook nog ‘Close Enough for Jazz’, op zich wel lekker, maar toch wat te gewoon, en ‘Mystic of the East’, om één of andere, niet aanwijsbare reden niet meteen mijn favoriete song. “The money issue” komt wel weer piepen in ‘End of the Rainbow’, o.a. de mythische pot vol goud aan het eind van de regenboog wordt naar voren gebracht. Ach, het nummer is gewoon rustiger en stiller dan de rest, daarom valt het niet echt op, denk ik. Een groeiertje, want ondanks de lauwheid kan ik het zeker wel waarderen. En de term “een iets minder middenstuk” is zeker geen aanfluiting, als het zulk een plaat betreft. Dat is nog steeds beter dan middelmatig.
‘Close Enough for Jazz’ is leuk, maar het maakt ook meteen duidelijk dat er iets ontbreekt (behalve aan het eind): Van’s zang. Een statement zou je er ook in kunnen zien. Ik zie er vooral een artiest en zijn muzikanten die pret hebben in. ‘Mystic of the East’ kent een aanzet alsof het een echte oldie betreft, maar dan een iets te stroperig aangedikte oldie. Morrison maakt het nog wel goed (onder meer door het indrukwekkende stukje “Deep in the heart of down…”, maar desalniettemin één van de mindere liedjes.
Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door ‘Retreat and View’. Meteen van in het begin weet je dat het helemaal goed zit, met die mooie intro, verzorgd door Morrison zelf op sax. Verder speelt hij ook nog elektrische gitaar, wat piano en heeft hij de plaat mee geproducet. Mooi dat hij zoveel nog zelf doet, er zijn er niet veel meer die het op zijn leeftijd nog zouden kunnen. Ondanks zijn 67 lentes toont Morrison zich in de swingende tracks nog steeds een jong veulen; in dit nummer klinkt hij wat ouder, laat zijn stem heerlijk doorleefd “moanen”, als een echte blueszanger, en bovendien ben ik hier wel uiterst gecharmeerd door de instrumentale interpellaties. De heerlijke outro van ongeveer 2 minuten levert hiervan het schoonste bewijs. In dit stukje wordt Morrison’s stem voor één keer eens niet gemist door mij.
Dan komt de song waar ik heel lang mee overhoop heb gelegen. Het is wat excentrieker en minder straight forward dan de overige songs, maar uiteindelijk is er bij mij toch een licht opgegaan, en inmiddels kan ik de song prima appreciëren. Het is geen masterclass, maar het is een aardige poging om eens “anders” te doen. De blues vormt de basis, terwijl de jazz voor enige frivoliteitjes en opsmuk zorgt. Van zingt echter op een andere manier, en het nummer kent enkele rare kronkels, waarvan ik nergens anders op de plaat hun gelijke hoor. Dat is dan ook de voornaamste reden voor het feit dat ik van deze song pas als laatste de cocon wist te doorprikken. “Where’s God?” vraagt Morrison zich luidkeels af. Hij heeft in deze song het devies “If in God we trust” verbasterd tot “If in money we trust”, en hiervan het hoofdthema van de song gemaakt. En eigenlijk ook enige thema, want voor het overige klinken veelal dezelfde woorden. Het is een soort mantra, waaruit blijkt dat Morrison geld geen waardig substituut voor God vindt. Dat hij geen hoge pet opheeft wat betreft kapitalisme en materialisme, wordt wel duidelijk als je deze plaat beluisterd, en de teksten erbij neemt.
Na dit gewaagde, maar toch tot twijfelen aanzettende nummer komt dan eindelijk wereldsong nummer 2, ‘Pagan Heart’. Fantastische blues, om demonen mee uit te drijven, zo straf. Een song die niet had misstaan op ‘Tempest’, Dylan’s meest recente. Meer zelfs, deze song had gewoon geschitterd op die plaat. Dat doet ie uiteraard ook op ‘Born to Sing: No Plan B’. De instrumentatie volgt bluesschema’s, en staat vooral in dienst van Morrison’s stem. Dit komt hem heel goed uit. Het nummer, en dan ook de tekst, ademt iets mystieks; er wordt gewag gemaakt van “the holy wood”, en “Arcadian groves”, een verwijzing naar de Oude Grieken?
‘Close Enough for Jazz’ staat trouwens, als mijn informatie juist is, op ‘Too Long for Exile’, een plaat van Morrison uit 1993, maar dan zonder de coda met vocalen. Interessant weetje, voor als je in een bar zit, en weer eens niets te vertellen hebt, kan je daar mee komen.
Terug naar de orde van de dag; we zijn ondertussen alweer bij de afsluiter aanbeland. Het album gaat flink vooruit, geen nadeel, want zo kan je al niet zeggen dat dit zich tergend traag en vervelend voorttrekt. ‘Educating Archie’ is een nummer dat een hele generatie aanspreekt, maar Morrison heeft een geniale zet gedaan; hij spreekt in de eerste plaats, door middel van de titel, één welbepaald iemand aan, waardoor dit niet belerend gaat klinken. Het is persoonlijk, denkt men dan, en zo klinkt de tekst niet als een preek. Erg leuk gedaan. Op deze track laat Morrison z’n elektrische gitaar nog een keer wat meer op de voorgrond treden; dit gaat mooi samen met de blazers en het orgeltje. Tekstueel is dit een aanklacht op allerlei gronden: Morrison beseft dat de samenleving op een kritisch keerpunt staat, en ik deel die mening. De beschaving heeft de top bereikt, en van nu gaat het weer bergaf. Dat is duidelijk te merken, en ook logisch, want de mens is in wezen een zelfzuchtig en brutaal dier. Een soort die het in zich heeft zichzelf te vernietigen, al verschillende keren op het punt heeft gestaan dat daadwerkelijk te doen, en het in de toekomst ook wel klaargespeeld zal krijgen. ‘Educating Archie’ is dus niet enkel een aanklacht, het is een waarschuwing; er zijn zoveel tekenen aan de wand, dat ze moeilijk te missen zijn, en toch ziet het merendeel van de samenleving ze niet. We zullen allemaal doodgaan.
Met deze zwartgallige gedachte eindigt mijn betoog bij deze toch wel over het algemeen goedgemutste plaat. Muzikaal, zeker. Vocaal, ook. Tekstueel liggen de accenten enigszins anders. Het is geen conceptplaat, geen protestplaat, geen pretentieus gedoe; dit is gewoon heerlijk genieten van één van de beste zangers van de wereld.
4 sterren