Bijna 1000 stemmen en nog geen enkele 5* recensie... hoog tijd dat de Toolpolitie nog eens op patrouille gaat!
Een blik werpen op de top 250 volstaat om te zien dat Tool er wat verdwaald staat te wezen tussen Coldplay en andere Radioheads. Deze populariteit hebben ze vooreerst opgebouwd met Ænima, dat in 1996 uitkwam zonder noemenswaardige publiciteit. De lange nummers, twijfelachtige inhoud (Stinkfist werd geband van MTV) en terughoudendheid van de band ontmoedigden de radiozenders om ze al te veel speeltijd te geven. Na Undertow hadden ze live wel al wat reputatie opgebouwd, dus de uiteindelijke doorbraak kwam toch niet helemaal als een verrassing.
Wat wel een verrassing was (en is voor diegenen die muziek chronologisch wensen te leren kennen), was de muzikale richting die ze insloegen. De rauwe grunge-geïnspireerde metal van Undertow maakt op Ænima plaats voor meer progressieve elementen. Zo wordt Eulogy ingeleid door originele percussie, die veelal Oosters aanvoelt. De nummers deinen uit, ademruimte wordt gegeven en de opbouwen worden tot het maximale gerekt zonder in geneuzel te vervallen. De klankkleur blijft zwart, maar niet zo gitzwart als het debuut. En hoewel de algemene teneur veelal negatief blijft eindigt het album met Third Eye, een magistraal nummer met een onmiskenbare positieve inslag. De drijvende emotie van zanger Keenan blijft agressie, maar ook hier is er duidelijke progressie merkbaar ten opzichte van Undertow. Hij richt zijn pijlen nu meer op de moderne cultuur, en minder op zijn interne demonen. Zijn aan de waanzin grenzende uitbarstingen (de finale van Pushit!

) tillen de nummers naar een hoger niveau waar
episch de lading niet meer dekt.
Ook instrumentaal ontwikkelde Tool zich. Mede onder impuls van de nieuwe bassist Justin Chancellor ontbindt drummer Danny Carey op dit album zijn duivels als nooit tevoren. Geen overvloed aan basdrum, maar wel een geraffineerde mix van de progressieve rock (Bill Bruford) en freejazz (Tony Williams). Hoogtepunten noemen is niet eenvoudig, maar misschien dat Forty Six & 2 en de syncope van Pushit er toch bovenuit steken. Het gitaarwerk van Adam Jones is simpel maar efficiënt, en hij vermijdt steevast om in de val te trappen om te steunen op harde en abrupte stop/startmomenten om de luisteraar te verrassen. In plaats daarvan opteert hij voor een meer vloeiend, muterend, welhaast organisch geluid dat hij zou perfectioneren op Lateralus. De productie is uitstekend, en met Ænima zette Tool ook de traditie in gang om ronduit geniaal artwork te voorzien voor hun albums. In dit geval een lijst hoezen van zogezegde eerdere albums. Speciaal gevoel voor humor hebben ze wel.
Qua songs is de verandering er een die zoals al gezegd resulteerde in langere, meer opbouwende nummers. Verder is er ook meer aandacht voor dynamiek. Nummers als H. en Eulogy zijn veelal rustig, en maken duchtig gebruik van melodie om zich te ontspinnen tot een indrukwekkend weefsel van bas, drum, gitaar en zang. Maynard James Keenan maakt gebruik van wat effecten op zijn stem, en varieert op nummers als Third Eye van intiem fluisterend tot uitzinnig geschreeuw. Het resultaat is een album dat wat aanvoelt als een rollercoaster.
De thematiek van Ænima ligt mooi in de lijn tussen Undertow en Lateralus. In de geest van het debuut zijn er de herwerkte post-traumatische ervaringen van jimmy, de
fuck you mentaliteit van de schitterende titeltrack, de cynische ode aan L. Ron Hubbard in Eulogy en natuurlijk de afrekening met hypocriete fans in Hooker With A Penis. Maar met Forty Six & 2, H. en vooral Third Eye gaat Keenan wat meer de esoterische toer op, aandacht bestedend aan de zelf-ontwikkeling van het individu en het beeld van de mens als link tussen het spirituele en het materiële.
Het meest terugkerende punt van kritiek bij Ænima zijn de filler, en in zekere zin is dat terecht. Hoewel ze voorzien zijn van een serieuze dosis tongue-in-cheek humor zal niet iedereen een vrolijk orgelriedeltje appreciëren als inleiding van het duistere Jimmy, en de vier minuten van ions kunnen zeker aandachtig luisterend met de koptelefoon een serieuze zit vormen. Op Lateralus zou Tool de filler inruilen voor één extra volwaardig nummer, en daarmee ook een absoluut hoogtepunt bereiken, maar op Ænima helt de balans nog altijd ruimschoots over naar de positieve kant. Het is een eigenzinnig album dat zich niet snel blootgeeft, maar wie zich de moeite getroost om het te ontdekken zal er veel plezier aan beleven. 5*