De derde van Deep Purple, hun derde in één jaar. Uitroepteken.
Debuut
Shades was opgenomen in mei '68, opvolger
Taliesyn in augustus en oktober dat jaar en deze titelloze derde in januari-maart '69. Een moordend tempo met daarnaast touren, promoactiviteiten en vind dan maar de tijd om nieuw werk te schrijven. Later zouden de (ex-)leden hierover hun bedenkingen hebben. Het kwam door de voortdurende druk van managers: nieuwe single - nieuwe elpee - volgende tour! Geld geld geld!
Het is de prijs van succes, tot dan toe alleen in de VS. Wederom werd het meeste in de studio geschreven. Deze keer slechts één cover:
Lalena van troubadour Donovan. Bovendien was er non-albumsingle
Emmaretta met tekst van zanger Rod Evans die daarmee indruk wilde maken op zangeres Emmaretta Marks. Een dame met een grote carrière en beroemde minnaars, zoals ik tegenkwam in
dit artikel bij haar overlijden in 2022.
Mede gezien de tijdsdruk druipt de kwaliteit van hun derde worp. Het materiaal werd hoorbaar meer geschreven op de stem van Evans, al groeide inmiddels bij Blackmore en Lord een visie waarin voor hem geen plaats meer zou zijn.
Een album op de grens van hard- en symfonische rock. In
Chasing Shadows een stuwend Afrikaans ritme, in
Blind clavecimbelklanken. Ballade
Lalena bevalt minder, dan liever het slepende instrumentale
Fault Line of het swingende
The Painter met een excellerende Blackmore.
Op de tweede plaatkant eerst het uptempo
Why Didn't Rosemary? waarna het minder geïnspireerde
Bird Has Flown volgt. Climax is echter de dikke 12 minuten van
April. Met het symfonieorkest voorbode van het een half jaar later opgenomen
Concerto for Group and Orchestra.
In 2000 volgde de uitgebreide
cd-versie: bij Deep Purple is naast de oorspronkelijke albums altijd meer te vinden.
Terwijl nog wordt opgetreden met Evans en bassist Nick Simper, worden hun opvolgers Ian Gillan en Roger Glover al ingelijfd. Evans vanwege zijn capaciteiten en Simper omdat Gillan alleen wil toetreden als Glover mee mag. Maar de bijna ex-leden weten van niets.
Sterker nog, Blackmore, Lord en Paice duiken in het geniep met Gillan en Glover in juni de studio in om (geflopte) single
Hallelujah op te nemen. Deze verschijnt eind juli 1969 met nota bene de oude bezetting
op de hoes. Zie wat een spijtvolle Jon Lord hierover heeft te
zeggen, gevolgd door de clip erbij.
Het leidt tot een pijnlijk en onhandig ontslag, af te lezen op zowel de gezichten van Simper als Lord in de documentaire
Rock Family Trees: Deep Purple vanaf 6'56".
Rod Evans droomt van een carrière als acteur, mogelijk met Emmaretta Marks als voorbeeld. Bovendien vervolgt hij een zangcarrière, gevolgd door twee albums met de Amerikaanse groep Captain Beyond (
hier hun debuutalbum) om de muziekwereld rond 1974 te verlaten. Hij is tot 1980 ziekenhuismanager in de VS en lijkt nadien van de aardbodem verdwenen.
Nick Simper bast in de heavy rockgroep War Horse, waarmee twee prima albums worden gemaakt, zoals
dit debuut uit 1970. Met Quatermass II maakt hij in 1998
dit album. In die groep ook Mick Underwood, ex-Gillan.
Sinds 2000 heeft hij zijn
nicksimper.net waarmee hij zichtbaar blijft, ook als hij wordt "vergeten" bij de inductie van Deep Purple in de Rock and Roll Hall of Fame in 2016.
Zoals Hans Brouwer mij goed doorzag: hun titelloze derde is de beste met Evans en Simper in de gelederen. Betere composities, een meer pakkende balans tussen rock en klassiek, materiaal dat geschikt was voor Evans' stem. Een 8 als schoolcijfer. De aversie uit de puberjaren tegen de vroege platen van Deep Purple is overboord...