Abandon, zet er spaties in en je hebt ‘a band on’. De groep gaat verder waar Deep Purple na
Purpendicular was gebleven, met dit verschil dat ik nu wél een ronduit vervelend nummer tegenkom:
Watching the Sky bevat een heel drammerige, monotone zanglijn.
Gelukkig ontbreken sterke composities niet, al zijn het er minder dan op de voorganger: de blues van
Don’t Make Me Happy, het pompende
Seventh Heaven, in topfavo
Fingers to the Bone hoor ik op zang én gitaar droommelodieën en het uptempo
’69 mag er ook zijn.
Van tevoren was ik sceptisch over bonus
Bludsucker, oorspronkelijk van de klassieker
In Rock. Maar het plezier spat ervan af, Gillan krijst langdurig op de toppen van zijn longen en Morse speelt heerlijk in zijn eigen stijl, nog altijd passend in deze klassieker.
De overige nummers zijn op die ene na best aardig, waarbij opvalt dat toetsenist Jon Lord weer ontzettend op dreef is. Hoor hoe hij in
Jack Ruby en
She Was van leer trekt! Hetzelfde geldt voor gitarist Steve Morse, wat een uitzonderlijk en creatief talent blijft hij toch, te horen aan de instrumentale delen van
Evil Louie. In
Jack Ruby zet Gillan nog eens zijn krijsstem in, wat in 1998 een zeldzaamheid was geworden.
Het was de laatste Purple met Lord in de gelederen. De eerste aanzet daartoe was een knieblessure, maar hij verliet de groep in 2002 vooral om andere dingen te gaan doen. Ik vond het jammer, maar zijn vervanger kende ik van talloze albums: Don Airey. In de dvd
Live at the NEC is te zien hoe de wisseling van de wacht zich voltrok, zie
daar.
Voor
Abandon een sterretje minder dan de voorganger. Het zit ‘m in de composities, niet in de uitvoeringen.