Was ten tijde van
Perfect Strangers het verrassingseffect van de reünie groot, bij
House of Blue Light was die gunfactor weg en moest Deep Purple gewoon knallen. Laat dat nou enorm zijn gelukt.
Later las ik dat er alweer onenigheid was ontstaan tussen Blackmore en Gillan, wat voor de laatste veel plezier wegnam. Jon Lord vond achteraf dat de groep te hard probeerde actueel te klinken, aldus
dit interview uit januari 1989. Nou, dan laat ik me graag voor de gek houden: ik hoor namelijk louter plezier en creativiteit.
Zwakke nummers ontbreken, tot mijn überfavorieten behoren opener
Bad Attitude met een slot dat van mij veel langer had mogen duren;
Call of the Wild met een refrein dat ik niet bij Purple vind passen en tegelijkertijd zo lekker is;
Strangeways swingt energiek, Gillan verbaast zich in zijn tekst over de wereld en Blackmore zet heerlijke gitaarlicks neer; en de blues in typische Purplestijl van
Mitzi Dupree. Het gitaarwerk, vloeiend en herkenbaar in
Dead or Alive zorgt voor een spetterend einde.
Vergelijken met de jaren '70 is zinloos, de wereld was veranderd. Wie Gillan zijn stembanden wil horen teisteren, kan beter naar zijn albums met Gillan (1978-1982) of die ene bij Black Sabbath luisteren. Hier zingt hij weliswaar wat ingetogener, maar manmanman, wat schreven ze sterke liedjes. Onenigheid of niet.
Bovendien een lekkere productie, welke me doet denken aan de drie albums die Rainbow in de jaren '80 maakte met Joe Lynn Turner aan de microfoon. Als een voortzetting van die band, dankzij de productie van bassist Roger Glover. Wat dat betreft had ik niet verbaasd hoeven zijn toen ik eind '89 of begin '90 vernam wie de volgende Purplezanger was geworden...