Met: Miles Davis (trompet); John Coltrane (tenorsax, behalve op 2 ); Red Garland (piano); Paul Chambers (bas); ‘Philly’ Joe Jones (drums)
De moeizame klim naar de top naderde zijn voltooiing voor Miles Davis in de zomer van 1955, met een succesvol optreden op het jazzfestival in Newport. Ongeveer tegelijk bracht hij een nieuwe liveband bij elkaar die (
arguably) zijn beste tot dan toe was, en versierde hij een platencontract bij het grote label Columbia.
Met de toetreding van John Coltrane, een tot dan toe bijna totaal obscure saxofonist uit Philadelphia, was de band een feit die onder Davisfans bekend staat als het ‘Eerste Grote Kwintet’ (dit ter onderscheid met het Tweede Grote Kwintet uit de jaren zestig, met Herbie Hancock en Wayne Shorter).
In november 1955, krap twee maanden na de eerste show met Coltrane, ging de band de studio in voor deze opnames. Het was de eerste van een aantal platen die Prestige nog tegoed had van Davis voordat hij kon beginnen aan zijn meer lucratieve periode bij Columbia.
Gek genoeg is deze plaat nooit een klassieker geworden, in tegenstelling tot zo’n beetje alle andere platen die Davis opnam met het Grote Kwintet, of met Coltrane in het algemeen. In
overzichten wordt deze plaat soms niet eens genoemd. Het zal niet alleen maar aan het spuuglelijke hoesje liggen?
Ruime keuze zal er wel iets mee te maken hebben: Voor Prestige zou dezelfde band in 1956 nog het materiaal opnemen dat vier lp’s zou vullen (de
Cookin’/ Relaxin’/ Steamin’/Workin’-serie). Hierop speelt de band al veel langer samen, en is een geoliede machine geworden. De eerste plaat voor Columbia,
‘Round About Midnight, laat dan weer een verfijning horen in opnamekwaliteit en materiaalkeuze die bij het krenterige Prestige onmogelijk was.
Miles mist die eigenschappen. De plaat biedt zes goed in het gehoor liggende, niet al te uitdagende muziekjes, meestal vertrouwde standards: ‘S’posin’’ (Fats Waller), 'Stablemates' (Benny Golson), of ‘Just Squeeze Me’ (Duke Ellington, hoewel Davis zijn versie baseerde op die van Ahmad Jamal). Jonge meisjes zullen ze nu meestal niet meer herkennen als popklassiekers, maar de materiaalkeuze zal toen geen jazzfan hebben verrast.
Nieuwere krachten Paul Chambers en John Coltrane zijn soms hoorbaar nog een beetje aan het wennen, voor Coltrane is het lastig zijn explosieve stijl in te kaderen voor studiowerk. Toch laat hij af en toe al mooie dingen horen (prima solo op 'S'posin'', bijvoorbeeld). Ook fijn is het om te horen met hoeveel zelfvertrouwen ‘Philly’ Joe Jones al speelt. Miles Davis zelf noemde de drummer ooit terecht de werkelijke motor van deze band.
Vaak gaan schrijvers van stukjes over jazz (inclusief ik) er vanuit dat iedereen de details wilt weten, terwijl iemand die nu een plaat van Miles Davis gaat beluisteren, meer waarschijnlijk gewoon een relaxed muziekje wil hebben voor de late avond. Wat dat betreft voldoet deze plaat gewoon prima, eigenlijk.
Alleen, de jazzluisteraar die zich niet echt in het de discografie verdiept zal dan eerder bij andere platen van Davis uitkomen. En zo zal dit altijd een plaatje blijven dat tussen wal en schip valt.