John Coltrane Side Steps:
Tijd voor een nieuwe review reeks van Coltrane’s werk op Prestige. Ook ik ben toch het meest een liefhebber van zijn werken voor Impulse! Niettemin was zijn Prestige periode de opmaat naar al het revolutionaire werk dat hij later zou afleveren. Wie weet kan ik mensen er toch wat warmer voor laten lopen al komen mijn beoordelingen ook nooit op een 5 sterren terecht. Waar je voor moet oppassen is om niet constant de vergelijking te maken met zijn latere werk voor Impulse! Dat is namelijk een open deur: natuurlijk was Meditations interessanter dan Soultrane. Maar ook Coltrane heeft zich moeten ontwikkelen en zonder die ontwikkeling was hij ook lang niet zo interessant.
Deze keer verdiep ik mij in zijn Side Steps: al zijn werk als sideman op verschillende Prestige sessies. Eerst wederom een diepe buiging voor de uitgave! Wat zijn deze boxen mooi. Eerder besteedde ik al uitgebreid aandacht aan
Fearless Leader waar al zijn werk als leider in is opgenomen. Net als die box: een schitterende uitgave, mooi boekje, volledige discografie, prachtige foto’s, essays en interviews. Het monument zoals het hoort. Daarmee zijn deze boxen interessanter dan de vaak nog duurdere
The Prestige Recordings.
Afijn de echt Coltrane liefhebbert kan dus echt niet zonder, zeker gezien de importantie van de opnames, de mooie uitgave, de nieuwe remaster en de uren luisterplezier. Zoals mijn vorige review bij Fearless Leader zal ik ook deze keer alles per sessie beschrijven zodat men direct een idee heeft welke opnames deze box nou eigenlijk omvat.
Elmo Hope Sextet - Informal Jazz (1956)
Met: Donald Byrd (trompet), Hank Mobley, John Coltrane (tenor sax), Elmo Hope (piano), Paul Chambers (bas), Philly Joe Jones (drums)
Elmo Hope! Dat is dus echt een ware favoriet van mij. Samen met Herbie Nichols, Monk, Powell en Sonny Clark een pianist die in de ‘50’s werkelijk een uniek geluid durfde neer te zetten. Hoe hij klinkt: ergens tussen Monks dissonantie en eigenzinnigheid en Powells virtuositeit in maar dan toch: vooral als zichzelf. Net als Herbie Nichols volledig onbekend gebleven en bij een select groepje liefhebbers zeer gewild. Meerdere keren gevangen gezeten i.v.m. stevig drugsgebruik en in 1967 eenzaam gestorven. Een triest verhaal dus.
Deze opname uit 1956 is ondanks de bezetting niet zo heel bijzonder. Verwar bijzonder niet met lekker, want lekker dat is hij wel. Maar geen enkele van de muzikanten bereikt de hoogtes of het potentieel dat zij hadden helaas. Nou heb ik persoonlijk zowel Mobley als Byrd nooit heel bijzonder gevonden en beiden zijn veelvuldig aanwezig op Tranes prestige sessies. Als het gaat om solo’s steekt Trane er met kop en schouders bovenuit. Hij zit hier net in zijn periode met het Davis Quintet: dat betekent vloeiende en hard swingende lijnen. Wat vooral goed hoorbaar is, is hoe hij boven Mobley uitspringt. Daar Mobley lekker en onderhoudend speelt is het bij Trane al overduidelijk dat hij niet lang in dit stramien zal blijven. Byrd lijkt hier vooral Clifford Brown te willen kopiëren.
Grootse teleurstelling op de plaat is Hope zelf. Op een één of andere manier haalt hij lang niet eruit wat er in zit. Hij lijkt wat geïntimideerd door de grootte van de band. Tip is dus om trio opnames of de opnames met Frank Foster te gaan beluisteren. Daar komt hij zoveel beter tot zijn recht. De enige echt goede solo die hij hier weggeeft vind je op Avalon.
Best een lekker plaatje dus, maar weinig memorabel. Het swingt en klinkt lekker maar er had zoveel meer in kunnen zitten. Nou is dat ook wel een beetje de ziekte van Prestige en de reden dat ware klassiekers (ook van andere artiesten) eerder uitkwamen op labels als Columbia, Impulse, Atlantic of Blue Note. Bob Weinstock, de producer van Prestige hechtte meer waarde aan kwantiteit dan aan kwaliteit. Hij stuurde eindeloos muzikanten de studio in met een riedel standards en alle sessies moesten in 1 dag worden genomen. Dat ging flink ten koste van creativiteit en waar artistiek talent.
Eindwaardering: 3 sterren
Tadd Dameron & John Coltrane - Mating Call (1957)
Met: John Coltrane (tenor sax), Tadd Dameron (piano), John Simmons (bas), Philly Joe Jones (drums)
De woorden bij deze plaat zijn lovend op mume en dat is helemaal niet onterecht! Want deze is gewoon erg lekker.
Het is 1956, Coltrane is nog steeds verslaafd aan drugs (in het voorjaar van 1957 ging hij Cold Turkey afkicken. En Coltrane’s compaan is net als Elmo Hope wederom een pianist met een nogal triest levensverhaal. Tadd Dameron, één van de vergeten grondleggers van de bebop in de jaren ‘40. Ook hij kende een leven van drugsgebruik, gevangenisstraf en zijn leven kwam in 1965 al tragisch ten einde. Hij is verantwoordelijk voor talloze bopklassiekers maar niettemin in vergetelheid geraakt.
Wat deze plaat zo goed maakt is de interactie tussen de muzikanten maar vooral: het loopt allemaal lekker en het klopt allemaal. Nergens slaat de verveling toe. De composities zijn grotendeels typisch Dameron. Een oude rot in het vak, klinken ze niettemin buitengewoon fris en helder. Zoals Sandokan-veld al vermeldt: beide leiders passen zich aan naar elkaars stijl en matchen daarom prima. Als pianist is Dameron minder interessant op solo gebied dan een Bud Powell, Al Haig of Monk maar niettemin een uitstekend begeleider. Dat brengt me gelijk op John Simmons: ik heb inmiddels nogal wat platen waar hij op bast. Even een kleine ode aan deze onbekende man: nooit spectaculair maar hij staat altijd als een huis. Een vooral dienende bassist maar dat doet hij uitstekend.
Een swingende bop plaat waar veel plezier vanaf straalt. En een goed kans om Tadd Dameron wat meer op de voorgrond te beluisteren. De moeite waard.
Eindwaardering: 4 sterren
Mal Waldron - Mal 2 (1957)
Met: Bill Hardman, Idrees Sulieman (trompet), Jackie McLean (altsaxofoon), Sahib Shihab (alt en baritonsaxofoon), Mal Waldron (piano), Julien Euell (bass), Art Taylor (drums)
Naast de vaste pianist van Billie Holiday, was Mal dé huispianist van prestige eind jaren ‘50 en dat betekende dat hij ook te horen is op meerdere Coltrane platen. Hij is op ontzettend veel platen te horen. Om nog maar niet te spreken over alle composities die hij heeft geschreven. Deze plaat staat op Waldrons naam. Een prima en interessant gezelschap. Ook bevat deze sessie nog 2 nummers de ‘Dealers’ sessie van Waldron.
Mal was voor zijn instorting in 1963 een hele andere pianist, echt totaal anders en niet vergelijkbaar met de Mal ná 1963. Slecht is hij hier zeker niet maar bij lange na niet zo interessant als later. De invloed van zowel Bud Powell en Monk zijn hier duidelijk te horen en dat was later niet het geval. Niettemin is zijn geluid wel onderscheidend genoeg om het boeiend te houden.
De twee hoogtepunten van de plaat zijn Don’t Explain en Blue Calypso. Don’t Explain is een prachtige ballad met een wat onheilspellende sfeer. McLeans bijdrage is fantastisch, doordat hij toen al die koele toon had. Normaal ben ik er geen fan van maar hier past het precies. Blue Calypso is een latinachtig nummer dat ik wél trek terwijl ik er normaal snel rillingen van krijg. Taylor begeleid sterk maar vooral Tranes solo is erg goed. De beste uit de sessie. Bill Hardman is een aardig trompettist maar niet bijster interessant. Voor het eerst hoor je Mal hier ook spelen met stilte, ruimte en herhaling. Die elementen werden later kenmerkend voor zijn stijl.
Trane, McLean en Waldron blinken het meest uit. Het waren dan ook deze drie die zich het meest zouden doorontwikkelen op hun eigen manier. Die basis is hier al in de verte te horen. Prima plaatje, zeker om Trane te horen in 1957 maar zoek je iets van Waldron: pak dan iets uit een latere periode.
Eindwaardering: 3,5 sterren
The Red Garland Quintet - All Mornin' Long (1957)
Met: John Coltrane (tenor sax), Donald Byrd (trompet), Red Garland (piano), George Joyner (bas), Art Taylor (drums)
Ah, de goede oude Red Garland! Op solo-vlak nooit heel bijzonder interessant maar een rots in de branding als het om begeleiden gaat. Niet voor niets was hij precies om die reden de keuze van Miles voor zijn eerste quintet. Ook op deze plaat, nota bene onder zijn naam, is het vooral Coltrane die de aandacht trekt. Maar niettemin is ie bijzonder aangenaam.
Deze plaat kent een beetje diezelfde heerlijke laidback swing zoals Workin’ van Miles Davis. De band is anders maar wat wordt er heerlijk gespeeld. Coltrane begint steeds meer zijn ‘Blue Train’ sound te krijgen. Steeds meer clusters, sheets maar toch nog vooral heerlijke swing. Red Garland speelt subtiel en zijn solo op ‘They Cant Take That Away From Me’. Zeer beroerde compositie keuze trouwens: beetje een Broadway sound en dus helemaal niet passend bij deze band. Maar wat verbaast: het werkt vooral door Garland’s soepele solo en Coltrane’s geniale bewerking rond het thema. Zo is ook dat schot raak. Enige tegenvallende factor voor mij is weer Donald Byrd. Ik vind hem zo saai. Hij mist de power van Clifford Brown, de humor van Dizzy, de harde swing van Lee Morgan en de creativiteit van Booker Little.
Maar: in zijn geheel helemaal geen verkeerde plaat. En lang leve Garland: ik zal echt niet snel een plaat van hem kopen maar teleurstellen doet hij nooit. Een constante kwaliteitsfactor.
Eindbeoordeling: 4 sterren
The Red Garland Quintet - Soul Junction (1957)
Met: John Coltrane (tenor sax), Donald Byrd (trompet), Red Garland (piano), George Joyner (bas), Art Taylor (drums)
Nummer twee met dit quintet en ook deze plaat is prima. In totaal zouden het vier platen worden die deze groep zou opnemen. Alleen Dig IT review ik niet, aangezien Trane daar maar op 1 nummer mee doet.
Woody N You is van Dizzy en swingt als een tiet. De hele band is in vorm en het moet me van het hart: Byrd speelt eindelijk een strakke solo die raak is. Trane swingt en de band begeleidt. Dat is ook meteen het minpunt van deze groep: bassist Joyner en drummer Taylor zijn eigenlijk alleen maar begeleider. Er is maar weinig solo ruimte voor ze weggelegd. Zeker Art Taylor doe je daar toch tekort mee. Één van de klasbakken uit de ‘50’s. Op de ballad Ive Got It Bad is het wederom raak: prachtige ballad die uiterst subtiel door Garland wordt ingeleid. De solo van Byrd is wederom een schot in de roos. Hij lijkt veel beter te luisteren hier naar wat de rest van de band doet. En Trane: zijn meer rustige kant komt hier boven en wat speelt hij dan mooi! Hallelujah, een bebopklassieker vraagt dan weer het uiterste van de band. En ze swingen keihard! Garland laat zien dat hij wel degelijk een uitstekende techniek heeft en geeft een strakke, snelle solo weg.
Wat je dan nog mist? Een laid back blues misschien. Gelukkig zorgt het titelnummer dan voor enige bevrediging. Heerlijke groove blues. De band behandelt het met charme en vooral Garland scoort: zegt heel veel door heel weinig te spelen. Heerlijk.
Dit al album is het grootste succes van deze band.
Eindwaardering:
4 sterren
The Red Garland Quintet & John Coltrane - High Pressure (1962)
Met: John Coltrane (tenor sax), Donald Byrd (trompet), Red Garland (piano), George Joyner (bas), Art Taylor (drums)
De beduidend mindere plaat van de vier die werden opgenomen door deze groep. Uiteraard moesten de heren voor een vierde keer de studio in met elkaar dat jaar (Coltrane zelf volgens mij wel 30 keer). Prestige producer Bob Weinstock wilde maar één ding: geld verdienen en dus zoveel mogelijk opnames maken. Wat is er dan makkelijker om wat standards te selecteren, band te laten komen en de naam ‘Coltrane’ op de hoes te laten prijken? Heel jammer, het komt de kwaliteit niet ten goede.
De compositie Undecided slaat werkelijk de plank volledig mis. Een typische jaren ‘30 standard die hier gewoon niet hoort. En de band klinkt daardoor ook ongemakkelijk. Byrd vervalt in saaie patronen, Coltrane draait rondjes, Garland krabbelt wat op zijn piano.
De ballad What is there To Say maakt nog wel iets goed. Hier hoor je een glimp van de twee andere platen. Het is echter niet genoeg. Deze kun je skippen.
Eindwaardering: 2,5 sterren
Ray Draper Quintet - Ray Draper Quintet Featuring John Coltrane (1957)
Met: Ray Draper (tuba), John Coltrane (tenor saxofoon), Gil Coggins (piano), Spranky deBrest (bas), Larry Ritchie (drums)
De tuba! Als solo instrument komt het nauwelijks voor in de jazz. In Big Bands des te meer maar zo op de voorgrond als hier hoor je het maar zelden. Werkt het? Naar mijn mening... niet.
Draper was 17 op deze plaat. Als je naar sneue rakkers in de jazz zoekt heb je er hier weer één te pakken. Verslaafd aan heroïne belandde hij een jaar later in de gevangenis. Toen hij eind jaren ‘60 vrijkwam duurde het niet lang voor hij weer verslaafd was. Eindelijk clean in de jaren ‘80 werd hij doodgeschoten door een 13 jarig jongetje. Bijzonder triest.
Maar nu over de plaat: de composities zijn dik in orde, de begeleiding heel aardig en Tranes solo’s zijn uitstekend. Als de thema’s door Trane en Draper worden gespeeld: ook prima. Maar als Draper gaat soleren op de tuba... mijn ding is het echt niet. Het klinkt te lomp, te log en gewoon niet prettig. Dat hij zijn instrument goed beheerst staat vast. Dat het een interessant experiment is ook maar ik kan er gewoon niet lekker naar luisteren. Zelf ben ik al geen liefhebber van trombones laat staan deze tuba.
Helaas maakt dat de plaat voor mij niet echt tot een succes.
Eindbeoordeling: 2 sterren
Gene Ammons - Groove Blues (1958)
Met: Gene Ammons, Paul Quinichette (tenor sax), John Coltrane (alto sax), Jerome Richardson (flute), Pepper Adams (Baritone sax), Mal Waldron (piano), George Joyner (bas), Art Taylor (drums)
Gene Ammons is een saxofonist waar ik nooit zoveel mee heb gehad. Een prima saxofonist dat wel maar weinig onderscheidend en later zelfs ronduit commercieel. Op deze plaat stelt hij me niet teleur moet ik zeggen.
Een grote groep en dat levert een leuke plaat op. Ammons speelt beter dan op andere platen. Het is erg safe maar hij swingt lekker. Paul Quinichette is voor mij echt een valse kopie van Lester Young. Je kunt geïnspireerd zijn door een ander maar je kunt ook niks anders zijn dan een valse kopie. Quinichette werd ook wel de Vice Pres genoemd en is niets minder dan dat: een valse kopie. Dan nog iets dat het cijfer naar beneden trekt: de fluit van Jerome Richardson (klinkt wat dubbelzinnig, maar t gaat over een dwarsfluit). Wat sommige mensen hebben met de vibrafoon, heb ik met de fluit: ik hoor het gewoon liever niet. Dat ligt dus niet aan Richardson die prima speelt maar aan mij. Een hoogtepunt is dan weer de zware bariton van Pepper Adams. Minder populair maar niet per se minder dan Gerry Mulligan bopt hij er heerlijk op los.
Nog iets bijzonders op te merken? Oh ja Coltrane op alt! Zo is hij ooit begonnen bij Dizzy Gillespie en pas later in 1966 zou hij hem weer in Japan ter hand nemen. Hoe dat hier klinkt? Gek, maar lang slecht. Het is niet echt Coltrane maar toch ook weer wel. Een unieke sound op alt heeft hij wel in ieder geval en het klinkt best lekker. Gek is dat de ritmesectie nauwelijks iets te melden heeft. Ze begeleiden, niets meer dan dat. Jammer want ik Waldron en Taylor hoog zitten. Bassist Joyner kan ik precies om deze reden weinig zinnigs over kwijt.
Samenvattend best een leuk plaatje. Geen hoogvlieger maar zeker geen misser.
Eindbeoordeling: 3,5 ster
Samenvattend is bevat deze box genoeg hoogtepunten en interessante muziek die het de moeite waard het te kopen. En dan is het heerlijk een cd erin te knallen en ondertussen lekker in het boekje te lezen. Binnenkort ook nog even Interplay reviewen en dan heb zijn prestige periode volledig en goed beoordeeld.