‘My Favorite Things’ is wat mij betreft de eerste plaat van Coltrane die zijn genialiteit boekstaaft. Voor dit opmerkelijke wapenfeit moesten we het stellen met een overenthousiast
‘Giant Steps’, dat ondanks zijn talloze briljante thema’s amper (hyper)gevoelige snaren wist te raken. Verder was Coltrane wel productief, maar bleef zijn idioom beperkt tot de toenheersende traditie. Wat deze plaat zo interessant maakt is juist de Coltrane die uit zijn eigen voetstappen treedt en samen met een heel geïnspireerde McCoy Tyner aan het werk gaat.
De eerste twee composities mogen dan ook zonder het minste greintje twijfel als “geniaal” worden afgedaan: de bedaarde solo van Tyner in het
titelnummer zou hij nimmer nog zo intiem ten gehore brengen en ook voor Coltrane’s prestatie schieten woorden te kort.
‘Every Time We Say Goodbye’ heeft een melancholische opzet, en ook daar raakt de luisteraar doordrenkt van Colrane’s genie.
Met het tweede deel van de plaat krijgen we de meer vettige tenorklank van Coltrane te horen: onbehouwen en met zich zelf geen raad wetend speelt hij
‘Summertime’, met een unieke interpretatie, als het ware in de vernieling. Ook
‘But Not for Me’ heeft iets ontstuimig dat ik niet associeer met wat
‘My Favorite Things’ (als album) eigenlijk belichaamt: een man die lief heeft en dat alleen kwijt kan in de kunst. We horen een waanzinnig musicus, de kant van Coltrane waar ik het nog steeds ietwat moeilijk mee heb.
Een album dat meer consistent had kunnen zijn, maar dat hoe dan ook fantastische muziek bevat. Ondanks alle tegenwerpingen toch een meesterwerk dat er méér dan wezen mag. Coltrane
is groot.
