De muziek van deze band blijft toch een bizarre ervaring. De meeste nummers hiervan (acht van de twaalf) kende ik al via mijn Yardbirds-compilatie
Shapes of things, een dubbel-CD die op mij door de achronologische volgorde een nogal chaotische indruk maakte zonder dat dat eigenlijk mijn waardering beïnvloedde. Ik hoopte nu dat deze nummers in hun oorspronkelijke context meer op hun plek zouden vallen, immers "This album, despite a couple of weaker cuts, represents the best concentration of material, and has the advantage of being conceived as an album" zoals het boekje vermeldt. Die hoop is echter ijdel, want ook deze echt als eenheid bedoelde elpee is "all over the place", met niet alleen nummers uit verschillende stijlen (blues, pop, psychedelica), maar ook met soms al die elementen binnen nummers zèlf vermengd.
Het openingsnummer is daar al een aardig voorbeeld van, met dat rollende basloopje en die melige tekst waarin de ideale vrouw verloren blijkt te zijn gegaan, en dan komt er opeens een raar maar ijzersterk tussenstuk met mondharmonica en gitaarimprovisatie, heel spannend... en plotseling is ook dát afgelopen en heeft die infantiele bas weer het woord genomen. En op het slotnummer gaat het precies andersom: donkere muziek, onheilspellende percussie, "Ever since the world began / Satan's followed every man" (toe maar!), en halverwege schakelt het nummer over op een Bo Diddley-beat en komt de opgewekte moraal: "You don't need money, no no no no, it'll never bring you love, no more than the sun above" – en dan is het ook in één klap afgelopen.
Die twee nummers zijn misschien extreme voorbeelden, want
He's always there is veel gestructeerder, het daaropvolgende
Turn into earth houdt z'n mysterieuze sfeer juist wèl vol, en
The Nazz are blue en
Jeff's boogie zijn vrij traditionele blues-
workouts, maar toch blijft de algemene indruk voor mij dat dit een plaat is waarop de bandleden zoveel mogelijk niet noodzakelijkerwijs bij elkaar passende elementen in de mix hebben gegooid om eens te kijken wat daaruit tevoorschijn zou komen – of misschien vonden ze ook wel ál die elementen leuk, hielden ze van zowel blues als pop als psychedelica, en wilden ze dat allemaal zo feestelijk mogelijk combineren.
Soms levert dat ook een wel héél raar geheel op, zoals bij
I can't make your way, met de hele tijd dezelfde akkoorden, een niet opzienbarend gitaarloopje dat achter de evenmin spectaculaire zangmelodie doordreutelt, een mondharmonica die achter de zang van de refreinregel wordt geplakt – plotseling een geweldig een tussenstuk met woordloos koor en de snerpende gitaar van Beck – en dan zijn we weer terug bij dat loopje met die kwakende mondharmonica en de onsterfelijke regel "Is that me I hear you calling?" die ik zelfs terwijl ik hem opschrijf nog even twee keer moet controleren. Misschien is niet alles op dit album helemaal geslaagd, maar door die rare en bepaald schurende "juxtaposition" (ik kan geen lekkere vertaling met die karakteristieke x erin vinden) en de daaruit voortvloeiende afwisseling kan ik hem toch bijna onbeperkt draaien.
Beluisterd via de hierboven al meermaals genoemde Demon Records-CD uit 1998, met daarop eerst beide kanten van de
Happenings ten years time ago /
Psycho daisies-single, daarna het hele album eerst in mono en daarna in stereo, en tenslotte nog vijf solonummers van Keith Relf (twee singles en de B-kantjes daarvan), een keurige compilatie met prima geluid en een interessant essay (dat ook nog even expliciet vermeldt: "unknown is why the mono version differs significantly fom the stereo", kijk, daar heb je wat aan).