De reïntegratie van Ward deel 13:
Al heb ik de britpop-hoogdagen niet heel bewust meegekregen (ik was zes jaar oud in ’94), heb ik altijd wel een connectie gehad met de stroming. Blur, maar met name Pulp komen hier geregeld uit de kast. Ik moet echter beschaamd toegeven dat ik me tot nu toe nooit aan Suede had gewaagd (toch geen kleine naam in het genre).
Fathead heeft me echter aangespoord om daar toch eens verandering in te brengen.
De band stelt zichzelf voor met
Introducing the Band. Klinkt een beetje als een cynische parodie op de opening van Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band. In plaats van een vrolijk welkom krijgen we verwijzingen naar drugs en geweld voorgeschoteld, gebracht in een soort afstandelijk, mechanisch tempo. De toon en de sfeer is meteen gezet. Want met
We Are The Pigs is duidelijk dat die dystopische sfeer van het openingsnummer zal worden aangehouden. Zo mogen we op het einde meegalmen met Brett Anderson dat ‘we will watch them burn’. Behoorlijk bitter, om over de outro waarin kinderen hetzelfde mantra scanderen nog maar te zwijgen. In tegenstelling tot de openingstrack klinkt het nummer muzikaal echter behoorlijk zwierig.
Die combinatie van muzikale zwierigheid en gitzwarte, cynische teksten blijken een terugkerende tegenstelling te zijn op Dog Man Star. Weelderige, stijlvolle strijkersarrangementen en blazers worden ondermijnd door teksten doordrenkt van angst, walging, woede, apathie, drugs en disillusie. Het roept beelden op van een aan lager wal geraakte Hollywood-diva. Het tragisch vasthouden aan de grandeur van een vorig leven in een groezelige wereld van verslaving en depressie. Het verlangen tot escapisme is sterk aanwezig:
But oh if you stay we'll ride from disguised suburban graves
We'll go from the bungalows where the debts still grow every day (
The Wild Ones)
Tekstueel zeer interessant met meerdere verwijzingen naar tragische Hollywood-figuren (James Dean en Marilyn Monroe bijvoorbeeld). Tegelijkertijd gaat het over het grijze bestaan van de Britse jeugd in de arbeiderswijken en het dromen van een kleurrijker, glamoureuzer bestaan. De uitzichtloosheid en grimmigheid van dat leven wordt heel knap voelbaar gemaakt.
Muzikaal zit het ook zeer prima in elkaar. De invloeden van David Bowie en T. Rex zijn duidelijk te horen in de glamrock-gitaarpartijen. Aan de ene kant staan er wat stevige, grimmige rocknummers op, aan de andere kant heb je melancholische, bombastische ballads vol zwierige arrangementen. Muzikaal heb je dus dezelfde tegenstelling tussen grandeur en grimmigheid die ook in de teksten terug te vinden zijn. Hierdoor ontstaat een bijzonder album waarbij er duidelijk over de samenhang tussen de vorm en de inhoud is nagedacht, zonder dat het een pretentieus conceptalbum is geworden. Bovendien is de combinatie van Brett Anderson zijn snerende en galmende manier van zingen en de weidse gitaarpartijen van Bernard Butler zeer prettig om naar te luisteren. Begrijpelijk dat dit duo in een adem wordt genoemd met Morrissey en Marr. Mijn favorieten zijn het hartverscheurende
Still Life,
We Are The Pigs en
The Asphalt World. Hogeschool Britpop. 4,5*