Ik beluisterde dit album voor het RYM top-250 review topic – anno augustus 2022 was dit RYM #237
Als er een groep muzikanten is met wie het in de regel niet erg goed gaat, moet het toch wel de eenzame ‘singer-songwriter’ (onbegrijpelijke aanduiding overigens) zijn. Als de toppers in het genre geen (aannemelijke) zelfmoord plegen zoals Jason Molina, Nick Drake en deze Elliott Smith (en vele anderen), dan hebben ze wel een andersoortig miserabel leven, zoals b.v. Townes van Zandt, Jackson C. Frank, en ongetwijfeld opnieuw vele anderen. Maar is het nou de getormenteerde ziel die leidt tot een oncontroleerbare stroom aan emoties die er dan in de vorm van liedjes uitkomt? Of leidt juist het gebrek aan ritme, aan maatschappelijke structuur, aan vaste verblijfplaats van deze artiesten zelf tot een sterke verlaging van de mentale stabiliteit? Had een 9-tot-5 baan deze mensen goed gedaan, of hadden ze die in de eerste plaats al nooit langer dan een week kunnen volhouden?
Interessante vragen die regelmatig bij mij opkomen bij het beluisteren van artiesten uit dit gezelschap. En zeker bij Elliott Smith, die – en dit klinkt nogal bot gezien zijn levensloop en -einde – op mij een beetje overkomt als de kneus van het eerdergenoemde gezelschap. Anders dan zijn zielenroerselen bloot te leggen, verpakt hij ze in nogal zeurderige liedjes. De emotie en ‘self pity’ ligt er centimeters dik bovenop, en dat is jammer, want de liedjes zijn grotendeels gewoon vakwerk. Smith heeft erg duidelijk naar The Beatles geluisterd, maar van een gebrek aan inspiratie kun je hem op
XO evengoed onmogelijk beschuldigen. De compositie staat voorop, met de emotie daar binnenin verpakt: we horen een nogal klassiek geluid van ‘liedjes’, dat daardoor voor mij afstandelijker voelt. De emoties, die er echt wel vanaf stralen, zijn me iets teveel in een mal gegoten. Dat maakt het lastiger om op een emotioneel niveau ermee te connecten, zoals wel lukt met artiesten als b.v. Jason Molina en Mark Kozelek, die de omgekeerde route kiezen en het klassieke liedje minder centraal zetten (of althans, op hun best zijn geweest wanneer ze dat niet deden). Dit zijn in de eerste plaats mooie liedjes, die bij mij niet echt onder de huid kruipen maar wel hun plaats in de ruimte hebben op zichzelf. Ambachtelijke liedjes, op een nogal zeurderige manier gezongen. Dit wordt voor mij het duidelijkst op ‘Waltz #2 (XO)’ – die hier duidelijk de aandacht opeist, maar op een voor mij vergelijkbare (maar betere) plaat als Sufjan Stevens’
Carrie & Lowell helemaal niet boven het maaiveld uitgestoken had.
XO balanceert tussen liedjes en introspectieve mijmeringen, maar in beide hoeken vind ik het niet top. Elliott Smiths zeurderige sound openbaart zich direct al in opener ‘Sweet Adeline’ in het refrein. En blijft aanhouden: zo krijgt het instrumentaal heel mooie ‘Tomorrow Tomorrow’ ook weer een klagerige en theatrale teneur, die de intimiteit voor mij verstoort, terwijl deze muziek het juist van die intimiteit moet hebben. Bled White ontstijgt die teneur voor mij als enige door puur voor het liedje te kiezen en niet tussen die 2 in te balanceren. Echt door de ondergrens gaat het enkel op 'Amity', waar het zeurderige een karikaturaal niveau krijgt. Voor de rest is dit niet mijn plaat, maar kan ik de mooie liedjes wel op waarde schatten. Maar dat is het dan ook wel.
3*