De vijfde Dixie Dregs is wederom instrumentaal, vandaar de titel Unsung Heroes. Met een hoes die ik destijds enigszins luguber vond en ingekorte groepsnaam, al werd de groep werd door fans al liefdevol the Dregs genoemd.
De pittige opener Cruise Control stond in langere versie op Free Fall uit 1977 en bevat korte solo's van vier van de groepsleden, inclusief drummer Rod Morgenstein.
Fraai is het klassiek beïnvloede, dankzij de pianopartij aan Kansas herinnerende Divided We Stand: toetsenist Terry Lavitz kreeg meer ruimte dan op de voorganger, zijn debuut bij de groep. Hét hoogtepunt van Unsung Heroes.
Wie de voorgangers kent weet dat de groep ook country op hoog speltechnisch niveau niet schuwde. In dit geval een soort prog-boogiecountry in de vorm van I'll Just Pick; de scheurende gitaarsolo vanaf 2'52" is in die context verrassend. Op Day 444 ingetogen progrock, beginnend met een twaalfsnarige akoestische gitaar en later de nodige ruimte biedend voor violist Allan Sloan en de elektrische gitaar van Steve Morse.
Kant 2 begint stevig met Rock and Roll Park, waar Sloan en Morse hun kunnen etaleren en Attila the Hun is nog iets sneller, geknipt voor progrockliefhebbers. Met Kat Food wordt iets teruggeschroefd met onder meer een bassolo van Andy West en funktoetsen van Lavitz die bovendien zijn saxofoon vindt, waarna Go for Baroque op z'n Focus' of Ekseptions de muziek van J.S. Bach in progland brengt. Een akoestisch begin, daarna iets steviger maar nergens scheurende gitaar, geheel in Dregstraditie wat betreft het slotlied.
Zoals hierboven vermeld wordt de muziek van (Dixie) Dregs "volgens dezelfde formule uitgewerkt", toch heeft componist Morse betere ideeën dan op de voorganger, waar dat fenomeen voor het eerst opdook. Een 7.5 als schoolcijfer en ik vermoed dat de muzikanten onder ons daar zomaar een vol punt hoger voor zullen geven.