In januari 2004 had oude platenmaatschappij Fiction afscheid genomen van The Cure met de indrukwekkende box
Join the Dots, waarna in juni het titelloze debuut bij I Am Records volgde. Het label van de Amerikaanse producer Ross Robinson, fanatiek fan van The Cure sinds zijn jeugd en er diep van overtuigd dat hij een spirituele missie had om hun nieuwe album te produceren. Hij stalkte Smith met e-mails en backstagebezoeken na afloop van optredens in Europa, waarna deze zijn plannen voor een soloalbum maar weer eens in de vriezer legde. De Amerikaan die een grote naam was geworden dankzij zijn producties van de nodige namen in nu metal, won het. Smith had het debuut van Korn en was nieuwsgierig geworden.
In de special over The Cure van tijdschrift Uncut (2018) kom ik bij dit album veel vermakelijks tegen. Robinson werkte in de Londense Olympic Studios namelijk anders dan de Engelsen gewend waren. Bij binnenkomst werd eerst gepraat: Smith moest uitleggen wat zijn teksten betekenden, waar de anderen hem nooit vragen over stelden. Het werden psychologische sessies met de nodige tranen tot gevolg. Hier had niemand zin in, Smith al helemaal niet. Toch ging hij mee, omdat hij nieuwsgierig was naar het resultaat van deze aanpak.
Toetsenist Roger O’Donnell kreeg hoogoplopende ruzie met Robinson, omdat die eiste dat alle instrumenten door analoge versterkers zouden worden gehaald. Bassist Simon Gallup sloeg bijna Robinson in het gezicht, toen deze het waagde op zijn gitaar te tikken terwijl hij speelde.
De producer stond erop dat de plaat
The Cure zou heten, omdat de groep tot zijn kern zou komen. Twintig nummers werden opgenomen, maar geleidelijk verzette Smith zich tegen de Amerikaan: niet alles moest woest klinken en bovendien moest het album niet te lang duren.
Het album telde in 2004 vier versies, waarover later meer. Op mijn cd staan twaalf nummers. De eerste twee zijn zoals Robinson het wenste: woest en scheurend met veel ruimte voor de huilende wahwah-gitaren van Perry Bamonte en de potten en pannen van drummer Jason Cooper. Niet “mijn” Cure.
Alhoewel de gitaren en vooral drums op
Before Three nog altijd onstuimig zijn, wint de melodie het toch, net als op
The End of the World.
Toetsen spelen tot dan een ondergeschikte rol, wat verandert met
Anniversary dat dreigend en onheilspellend is, zonder drukke gitaar- en drumpartijen; sterker nog, de drums zijn digitaal, geprogrammeerd door Jesse Canon. Een groeibriljantje.
In
Us or Them is Smith boos op de politiek, ondersteund door Coopers drukke spel. In vergelijking met het geweld tot dan toe is
alt.end bijna lieflijk, met een heerlijk herkenbare baslijn van Gallup.
Op
(I Don’t Know What’s Going) On klinkt dan eindelijk een toetsentapijt, wat ik onbewust heb gemist. De melodie is bovendien sterk én romantisch. Robert was nog altijd verliefd op zijn Mary! Toetsen klinken nog prominenter op
Taking Off, de richting die Smith tegen de zin van Robinson in propageerde:
“Als het album The Cure heet, dan moet het de diverse kanten van onze muziek laten horen,” luidde diens onweerlegbare argument.
Never kent de meest scheurende gitaren bij The Cure tot dan toe; het klinkt meer punk dan het debuut van de groep uit 1979.
The Promise is ook al heftig, maar bouwt wel fraai op naar een climax. In de Amerikaanse editie was dit het slotlied, wij Europeanen kregen het rustieke
Going Nowhere als besluit, kort maar dromerig.
Eveneens in 2004 verscheen deze
Britse cd-editie met dertien tracks: nummer 4 is hier
Truth Goodness & Beauty, een rustiger lied. Wie de
dubbelelpee kocht (maar vinyl was passé in die jaren) kreeg als bonusnummer het slepend-melancholieke
This Morning.
Wat op niet één versie verscheen (want veel te persoonlijk vond Smith, hij huilde tijdens de opnamen) is het autobiografische
The Boy I Never Knew, dat een ware cultstatus kreeg. Momenteel
op YouTube te vinden dankzij Poolse inbreng.
The Cure ging op The Curiosa Tour met onder meer Interpol en Mogwai als supportbands. Nog geen jaar later kregen zowel Bamonte als O’Donnell onverwacht hun ontslag, de reden hiervoor werd nooit publiek gemaakt. In juni 2005 keerde gitarist en Smiths zwager Porl Thompson terug als gitarist, in juli speelde de groep als kwartet in Parijs op het
Live 8-festival.
Deze Cure is er één als een nieuwe collega, die een ruw type lijkt. Leer je echter de mens erachter beter kennen, dan blijkt deze over zachte eigenschappen te beschikken. Niet zo lief als de kindertekeningen van het boekje doen vermoeden (maar liefst zestien kinderen ontvangen wellicht een jaarlijkse toelage hiervoor, waaronder neefjes/nichtjes van Smith), maar veel toegankelijker dan de openers
Lost en
Labyrinth doen vermoeden.